Het was de bedoeling een verhaal te schrijven met hetzelfde thema als het boek dat ik had gelezen. Ik had het boek 'een hart van steen' gelezen en dat ging over het verwerken van een jeugdtrauma. Het verhaal mocht niet chronologisch zijn (er moesten flash bakcs in zitten) en er moest sprake zijn van een wisselend perspectief en bovendien moest het minimaal 500 woorden zijn.
Dit is het verhaal geworden, ik weet echt niet of het wat is. Maar ik ga het zo maar ff inleveren.
Succes met lezen en sorry dat het zo lang is:
--------
Ik lag op mijn bed na te denken over de afgelopen dag. Er was veel gebeurd. Heel veel. Ik had de man van mijn leven ontmoet. Maar het was voor mij zo moeilijk. Hoe kon ik een relatie aangaan met iemand als ik nog zo met mijn verleden overhoop lag? En hoe kon ik hem dat uitleggen?
Ook had ik haar vandaag gezien: mijn moeder. Ze zag mij niet. Gelukkig. Ik had haar al jaren niet meer gezien. Ze was niet echt veranderd. Ze had nog steeds een verbeten trek om haar mond. Ik vroeg me af of ze ooit nog gelukkig kon zijn. Of ze ooit nog zonder schuldgevoelens kon leven. Ik hoopte van niet.
Tim had Eva al eerder gezien. Hij vond haar altijd al mooi. Ze was stil, maar ontzettend aardig. En dat trok hem wel. Hij wilde haar wel vaker ontmoeten. Maar hij vroeg zich af of Eva dat zelf wel wilde.
Hij vroeg zich af waarom Eva zo geschrokken was toen ze die chagrijnige vrouw op straat zag fietsen. De hele middag had ze weinig meer gezegd en haar gezicht waar die ochtend nog rode blossen zaten was wit. Tim zou het haar de volgende keer voorzichtig vragen. Hij vroeg zich af of hij de volgende dag naar haar huis toe zou gaan. Want zij had haar adres aan hem gegeven. Tim twijfelde: hij wist niet of zij het wel zou waarderen.
Toen ik thuiskwam lagen ze daar: mijn kleine broertje Dave, mijn zus Anne en mijn vader. Ze lagen in de badkamer. Dave lag in het bad, met zijn rug naar me toe. Anne’s ogen staarden me aan. Mijn vader zag mij en slaakte zijn laatste zucht. Hij was blij dat ik nog leefde. En waar was mijn moeder? Ik vond haar niet. Schreeuwend liep ik de straat op. De hele buurt keek naar me. Ik wist niet wat te doen. Ik wilde mijn moeder zien. Leefde zij nog? Wie had dit aangericht?
De volgende dag belde Tim aan bij Eva. Zij liet hem binnen, zwijgend. Ze had die nacht slecht geslapen, zoals al die andere nachten. Tim keek haar vragend aan, maar Eva zei: ‘Ga lekker zitten, ik zet ff een lekkere bak koffie’.
Eva zei nog steeds niet veel. Ze vond het zielig voor Tim. Ze wist wat ze de vorige dag voor hem voelde. Maar het gevoel wilde deze ochtend maar niet terug komen.
Ook Tim wist niet zo goed wat te zeggen. Hij stelde wat vragen, gewoon om de stilte te doorbreken. Een aantal vragen waar Eva gewoon op antwoordde en daarna weinig meer zei.
Tim was teleurgesteld. Hij vroeg zich af waarom Eva ineens zo stug deed. Toen hij opstond om naar buiten te lopen, vroeg Eva of hij die avond nog even terug kwam om bij haar te eten: ze zou voor hem spaghetti koken.
Ik vroeg me af of ik er toen goed aan had gedaan Myrte te bellen. Myrte was mijn beste vriendin op school. Ze kwam meteen, maar toen ze zag wat er was gebeurd viel ze flauw. Toen ze bij kwam, gebood ze mij de politie te bellen. Ze zag lijkbleek. Ze vroeg me waar mijn moeder was. Ik wist het nog steeds niet. Ik was bang.
Ik weet nog hoe de politie de lijken weghaalde en ergens heen bracht. Ik wist niet eens waarheen. Ik was te bang voor mijn eigen leven en te angstig waar mijn moeder was. Ik durfde het huis niet te doorzoeken, uit angst te vinden wat ik niet wilde vinden.
Voor Myrte, die nog steeds lijkbleek zag, belde ik een taxi die haar naar huis bracht. Ik wist niet meer wat te doen.
Die avond kwam Tim langs. Eva was alweer heel wat vrolijker. Zij kon er ook niks aan doen dat ze bijna altijd een ochtendhumeur had. Ze was redelijk opgewekt, voor haar doen. Nog steeds spookten constant de beelden van vroeger door haar hoofd, maar daar was ze al bijna aan gewend. Toen Tim tijdens een goed gesprek onder het eten vroeg naar wat er met die vrouw van gistermiddag was, werd Eva weer stiller. Ze zei dat het niks bijzonders was, dat ze gewoon ineens moe was. Tim begreep het niet.
Had ik het hem moeten vertellen? Had ik gewoon het verhaal moeten vertellen, eindelijk, voor de eerste keer in mijn leven? Zou het opluchten exact te vertellen wat er is gebeurd? Zal ik het de volgende keer dat ik hem zie doen? Of ken ik hem daarvoor nog te kort? Zal hij me wel vertrouwen? Ik wist het echt niet. Ik probeerde mijn boek te lezen, maar zoals altijd kon ik mij niet concentreren. Moest ik eigenlijk hulp zoeken? Ik werd soms zo moe van mezelf. Stelde ik me eigenlijk niet aan?
Ik nam me voor de volgende keer als ik hem zag eindelijk iets meer te vertellen. Misschien niet alles, maar ik zou een begin maken.
Tim luisterde naar het verhaal dat Eva hem vertelde. Hoe zij jaren op zoek was geweest naar de dader van de moord toen de politie het had opgegeven. Hoe zij jarenlang niet wist waar haar moeder was en of ze nog leefde. Hoe ze eindelijk een vriendin van haar moeder tegenkwam, die wist dat haar moeder nog leefde, en die vertelde dat ze haar moeder voorlopig niet kon zien. Dat ze zich toen afvroeg of die vriendin wist wat er dan was gebeurd en of haar moeder er meer van wist. Hoe ze er uiteindelijk eindelijk achterkwam wat er precies was gebeurd. En dat deze gedachten haar daarna voor haar hele leven achtervolgden. Dat ze niet van de gedachten los kon komen. En dat hij de eerste was die het hele verhaal hoorde.
Ik was opgelucht toen ik het eindelijk had verteld. Tim had medelijdend gekeken en weinig gezegd. Hij had zijn arm om me heen geslagen. Dat voelde zo goed en zo warm, dat ik even vergat wat ik net aan hem had verteld. Tim wilde per sé bij me blijven slapen. Om me te troosten. Ik was blij met zijn aanbod, maar liet niet merken hoe blij ik was.
Die nacht sliep ik ontzettend goed. Ik lag tegen Tim aan en hij was zo lekker warm. Ik voelde me erg geborgen in zijn armen.
De volgende dag zei Tim tegen Eva dat ze eigenlijk een psycholoog op moest zoeken. Iemand die haar kon helpen van haar slapeloosheid af te komen en van haar eeuwige gedachten over wat er was gebeurd. Maar Eva twijfelde. Ze had er al aan gedacht dat ze dat moest doen, maar ze wist het niet. Ze wilde niet zomaar al haar gedachten aan iemand prijs geven die ze niet kende. Niet dat Eva Tim zo goed kende, maar toch altijd beter dan zomaar een psycholoog. Maar toen Tim aandrong, wist Eva dat ze het eigenlijk wel moest doen. Tim was hier blij mee. Hij was zo veel mogelijk bij Eva om haar te helpen met de verwerking. Hij sliep steeds vaker bij haar en zij was daar erg gelukkig mee. Eva voelde zich erg geborgen bij Tim.
Toen ik de psychologe vertelde hoe mijn moeder Dave en Anne had verdronken en mijn vader had geprobeerd te laten stikken en hoe wanhopig ik was geweest toen mijn vader zijn laatste zucht slaakte, moest ik voor het eerst echt huilen. Ik huilde tot mijn hart helemaal was gelucht. De psychologe glimlachte. En ik was verward. Ik had mijn gevoelens aan iemand verteld, ik had gehuild en het had me opgelucht. Het had me nog meer opgelucht dan toen ik het verhaal aan Tim vertelde.
Eindelijk, eindelijk was mijn verwerkingsproces begonnen.
__________________
De enige domme vraag is de niet gestelde vraag. (© Caatje) | Ik ben gelukkig, gelukkig (naar Brigitte K.) | Koeien!!!! (© Brigitte Kaandorp) | ergo
|