Hmm ja, ik heb een verslag gemaakt in het eerste jaar van mijn studie wat over lenzen ging.
De titel was "Bepaling brandpuntsafstanden van verschillende lenzen, bepaling kromtestraal en brekingsindex dubbel-bolle lens en bepaling vergroting van tweetal kijkers".
De samenvatting ging als volgt:
"Dit verslag handelt over het bepalen van de brandpuntsafstand van verschillende lenzen. De methoden die gebruikt worden om de brandpuntsafstand van een positieve lens te bepalen zijn een voorwerp scherp af te beelden op een scherm, de methode van Bessel en autocollimatie. Van deze drie methoden is de methode van Bessel het nauwkeurigst.
De brandpuntsafstand van een negatieve lens wordt bepaald door het reële beeld van een positieve lens als virtueel voorwerp voor de negatieve lens te laten dienen. Deze manier blijkt nauwkeurig tot op 0,1 cm.
Dit verslag handelt tevens over de bepaling van de brekingsindex en kromtestraal van een dubbel-bolle lens. De kromtestraal wordt bepaald uit de ‘lenzenmakersformule’ en uit een meetkundige bepaling. De beide gevonden waarden komen overeen evenals hun fout.
Als laatste wordt een astronomische kijker en een Hollandse kijker gebouwd. De vergroting wordt bepaald met de dubbelzicht-methode en vergeleken met de theoretische waarde. De theoretische waarde blijkt erg ver af te liggen van de bepaalde waarde. Dit ligt grotendeels aan het feit dat de brandpuntsafstand van de gebruikte lens B niet nauwkeurig is bepaald in dit experiment. "
Als je alleen de brandpuntsafstanden van verschillende lenzen wilt bepalen voor je PO zou je dat dus met verschillende methoden kunnen doen. Aan het eind kun je de methoden vergelijken en de voor- en nadelen bespreken (dat is altijd leuk in een verslag).
Manieren om de brandpuntsafstand te bepalen van een positieve lens:
1. Beeld een voorwerp zo scherp mogelijk af op een scherm. De afstand tussen lens en scherm is dan be brandpuntsafstand.
2.
Methode van Bessel. Een voorwerp en het scherm, waarop we dit voorwerp willen afbeelden, worden op voldoende grote afstand van elkaar geplaatst (meer dan vier maal de brandpuntsafstand van de beschouwde lens). Dan blijken er twee posities voor de tussengeplaatste lens te bestaan, waarbij een scherp beeld optreedt: één waarbij de afbeelding vergroot is en één waarbij de afbeelding verkleind is. Zijn voorwerps- en beeldafstand resp. s en s’ en stelt men L = s + s’ en D = s – s’ dan geldt:
F = L/4 – D2/4L
3.
Autocollimatie. Autocollimatie is een methode waarbij een voorwerp via een lens en een spiegel op zichzelf wordt afgebeel. Deze situatie bereikt men als het voorwerp in het brandpunt van de lens staat. Licht afkomstig van een punt van het voorwerp verlaat de lens in dat geval als een evenwijdige bundel die via de spiegel weer als een evenwijdige bundel op de lens terugkomt en dus in het brandvlak een afbeelding geeft. Het beeld is omgekeerd t.o.v. het voorwerp. Als het voorwerp en beeld in één vlak liggen, dan treedt er geen parallax op, d.w.z. het voorwerp en beeld verschuiven niet ten opzichte van elkaar als we ‘met ons hoofd heen en weer gaan’ en ze onder een andere hoek bekijken.
Het is misschien allemaal wat onduidelijk zo.

Eigenlijk moet je de plaatjes erbij hebben. Maar over de verschillende methoden is vast wel het een en ander te vinden op internet en anders vraag je je leraar.