‘Ik wil dansen in de regen.’
‘Het is lente. Alle bloemen in bloei, geitjes lopen in de wei. Hoor je de vogels niet fluiten? Daar wordt je toch gelukkig van?’
‘Nee.’
’Dan weet ik het ook niet’
‘Toch wil ik dansen in de regen’
‘Maar de lucht is blauw, zeeblauw, azuurblauw, bijna turquase. Zonder wolken kan het niet regenen. Daar is een wonder voor nodig.’
‘Wonderen bestaan.’
‘Misschien’
‘Ik geloof. Geloof jij?’
‘Dat is een chiasme’
‘Wat?’
‘Een stijlfiguur in het latijn. Eerst een persoonlijk voornaamwoord en dan een werkwoord. Daarna omgekeerd.’
‘O’
‘Dat vind ik mooi. Ach, laat maar’
‘Maar geloof je?’
‘In God? Nee.’
‘Je moet toch wel in iets geloven.’
‘Ik geloof in jou, dat is genoeg.’
‘Waarom?’
‘In wie zou ik dan moeten geloven?’
‘Zo bijzonder ben ik anders niet.’
‘Als je dat meent, weet je niet half hoe bijzonder.’
‘Maar ik ben niemand.’
‘Odysseus was anders een heel slim man.’
‘Dan ben jij de cycloop.’
‘Dat is goed, dan ben ik de cycloop. Als je straks maar voorzichtig in mijn oog steekt.’
‘Zijn we er al bijna?’
‘Liefje, het gaat niet om het doel. De reis is al een belevenis op zich.’
‘Nou, ik vind er niks aan.’
‘Kijk dan ook om je heen. Zie je de akropolis?’
‘Nee, ik zie de akropolis niet.’
‘Kijk daar, daar is de akropolis’
‘Ik zie de akropolis echt niet.’
‘Je moet ook beter kijken. Daar als je naar die boot kijkt, ja die met de blauwe zeilen, en dan tien meter naar links gaat zie je een boom. Als je dan omhoog gaat zie je de akropolis.’
‘Ja, nu zie ik de akropolis.’
‘Dat is fijn.’
’Maar als dat de akropolis is, dan zijn we er al bijna, of niet?’
‘Ik zal het de kapitein vragen.’
‘Wat heb je geschreven?’
‘Gewoon een stukje.’
‘Er zitten allemaal fouten in. Weet je dat?’
‘Dat kan.’
‘Moet je die er dan niet uit halen?’
‘Nee, dat moet zo blijven. Het gaat om de emotie. Kick writting heet dat, van kerouac.’
‘Is dat die russische president die van de muur?’
‘Nee, dat is Gorbatsjov. Kerouac is van de beats, een hipster. Met jazz enzo.’
‘Ik vind jazz maar niks.’
‘Ik hou er ook niet zo van, maar de idee jazz is mooi’
‘Vind je me dom.’
‘Liefje, hoe kan ik jou nou dom vinden?’
‘Maar jij weet zoveel’
‘Ach, dat valt wel mee. Jij weet toch ook veel?’
‘Maar jij weet veel meer.’
‘Oke, dan weet ik meer, maar dat maakt helemaal niets uit?’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘Ik heb gelijk en ik hou van je.’
‘Voel je dat?’
‘Ja, een druppel. Het gaat toch nog regenen’
‘Een wonder.’
‘Een mirakel.’
‘Het mirakel van Delphi.’
‘Het orakel. Je bedoelde het goed.’
‘Laten we gaan dansen.’
‘Wat zullen de mensen wel niet denken? Twee gekken die op het dek dansen in de regen.’
‘Je moet het je niet zo aantrekken wat anderen van je denken. Laat je gaan.’
‘Misschien heb je wel gelijk.’
‘Ik heb gelijk en ik hou van je. Kom op, dans!’
__________________
'Tja, dan zit je in dubio. Neem je boterham met ham of met kaas?'
Laatst gewijzigd op 21-03-2004 om 19:17.
|