Lente
“Lente, al die vrolijkheid, jong leven, nieuwe dingen. Mensen komen weer bij van hun winterdip. Maar diep binnen je krijgt de dood steeds meer vat op je. Stukje bij beetje vreet hij aan je. Ertegen vechten helpt niet; hij grijpt je toch wel..”
Hij schrok van zijn eigen gedachten. Lente was toch iets moois? Van al dat jonge leven werd je toch blij? Waarom kwam dit ineens bij hem op? Hij had de laatste paar maanden wel steeds het idee dat hij stukjes van zichzelf aan het kwijtraken was, maar dood? Dat leek hem wel weer erg overdreven. Of was hij nu weer eens aan het bagatelliseren?
Zoekend naar afleiding, keek hij om zich heen. Buiten, misschien was daar afleiding. Hij stond op en twijfelde of hij zijn jas wel aan zou doen. Het zag er niet koud uit. Zag, maar zijn zintuigen hadden hem wel vaker bedrogen. Hij trok zijn jas aan en deed voor de zekerheid ook nog zijn sjaal om. Iets wat, toen hij buiten kwam, totaal geen verkeerde keuze bleek te zijn geweest. Waar naartoe? Het bos; daar zou wel genoeg afleiding te vinden zijn.
Na 5 minuutjes gelopen te hebben was hij bij de rand van het bos aangekomen. De bomen begonnen alweer uit te lopen. Lente. “Dood”, fluisterde een stemmetje in zijn hoofd er meteen achteraan. Hij negeerde het en liep verder het bos. Hij zag de lente “Dood” overal om zich heen. Hij liep nog wat dieper het bos in. “Dood”. Dit keer was het duidelijker. Hij draaide zich om en wou het bos uitlopen, maar achter hem bogen de bomen over het pad en zij reikten naar hem. Struikelend over zijn eigen voeten deinsde hij achteruit. Hij viel. “Dood” galmde het nu onafgebroken door zijn hoofd, beschuldigend, bevelend. De bomen grepen hem en probeerden hem mee te slepen. Hij verzette zich hevig, ondertussen proberend het stemmetje, wat ondertussen was aangezwollen tot een heel koor van stemmen, uit zijn hoofd te krijgen. Hij trok aan zijn haar, alles zou hij doen, als het stemmetje maar verdween. De grond, waar was de grond? Hij voelde de grond niet meer; de bomen hadden hem opgepakt. “Dood”. Ze hielden hem vast aan zijn keel. Des te meer hij zich verzette, des te strakker grepen ze zijn keel vast. Nee, nee, de lente... “Dood” Ik moet zien hoe alles “Dood” weer goed komt.
Hij voelde de kracht uit zijn lichaam wegvloeien, de kracht om zich nog langer te verzetten. Ineens hoorde hij een harde gil en hij keek naar beneden. Daar, in een plas, zag hij zichzelf, opgeknoopt aan een boom. “Dood”.
__________________
if (value == 0) return value; else return 0;
|