Ik heb een kort stukje geschreven. Het is niet ernstig bedoeld ofzo. Misschien zitten er wat vreemde woorden in; dit komt doordat ik uit jullie favoriete buurland (België dus

) kom. Graag een paar reacties - gelieve hierbij rekening te houden met mijn onervarenheid als schrijver.
Thomas verveelde zich. Zoals elke woensdagnamiddag zat hij alleen thuis, en huiswerk maken deed hij naar goede gewoonte niet. Hij lag wat in de zetel, TV te kijken. Meer dan wat reclame en muziekclips was er niet op. “Wat een fijne dag,” zei hij, “de avonturen die ik beleef, zijn niet te tellen.” Hij zapte nog wat verder, zonder er echt aandacht voor te hebben.
De telefoon rinkelde. Hij liet hem twee keer overgaan alvorens op te nemen.
“Met de brandweer van Zwevezele,” zei hij, “waar brandt het?”
“Uh… nergens,” sprak een zenuwachtige vrouwenstem. “Ben ik niet met Lijnman verbonden?”
“Nee,” zei hij, “wij hebben hier geen Lijnman. Dat is heel lollig hoor, de brandweer bellen, en dan voor de gek houden. Verkeerd verbonden. Grappenmakers kunnen we hier missen als de pest.”
“Nee meneer,” stamelde ze, “ik dacht –”
“U dacht vast,” onderbrak hij, “die brandweerlui zullen we eens goed pesten, die hebben toch niets beters te doen. Die zitten daar maar in hun luie zetel. Ik kan u dit zeggen” – hij haalde diep adem – “elke minuut, elke seconde, kan er iemand bellen die vast zit op de vierde verdieping van een brandend appartement. Maar, de lijn is bezet door een of andere grapjurk zoals u. Sorry, moeten wij dan achteraf zeggen, dat u derdegraads verbrand bent. Wij waren in gesprek met mevrouw Peeters. Dat is de ernst van de situatie.”
“Maar ik heet helemaal niet mevr…”
“Hoor eens hier,” zei hij sussend, “nu ben ik de kwaadste nog niet. Ik ben bereid deze zaak te laten vallen, op voorwaarde dat het niet weer gebeurt.”
“Nee, natuurlijk. Dat spreekt voor zich. Ik had ook helemaal de bedoeling niet om uw dienst op te houden.”
“Goed. Nog een prettige dag verder, mevrouw Peeters, en denk er om: een brandende frietketel blust men nooit met water, steeds met een natte handdoek.” Hij smeet de telefoon dicht en barstte luid in lachen uit. Na enige minuten bedaarde hij. “Humor verlicht de zorgen van alledag,” zei hij. “Er mag al eens gelachen worden. De mensen vergeten dat soms.”