interseksualiteit (hetzelfde als het klinefelter syndroom), in de dierkunde gevallen van tweeslachtigheid die als afwijking van de normale (één)geslachtelijkheid optreden.
Bij de mens noemt men interseksualiteit het vóórkomen van geslachtskenmerken behorende tot het andere geslacht. Men onderscheidt twee vormen.
1. Pseudohermafroditisme of fenotypische interseksualiteit. Door een stoornis in de productie van geslachtshormonen ontwikkelt de mannelijke vrucht (met XY-chromosomen) in vrouwelijke richting, de vrouwelijke vrucht met XX-chromosomen in mannelijke richting. Bij de mannelijke vrucht zorgen hormonen uit de zaadballen ervoor dat de aanleg van de geslachtsorganen zich in mannelijke richting ontwikkelt. Is er een hormonale stoornis in de zaadballen van de vrucht, dan ontwikkelt deze zich in vrouwelijke richting: feminisatie van de geslachtsorganen. De penis is dan kleiner en lijkt op een clitoris. Door ook andere afwijkingen (o.a. gespleten balzak) lijken de uitwendige geslachtsorganen op die van een vrouw. Bij de vrouwelijke vrucht ontwikkelt zich de aanleg van de geslachtsorganen ook zonder stimulans van de eierstok in vrouwelijke richting. Een overmaat aan mannelijke hormonen door bijv. een stoornis in de bijnierschors dwingt echter de geslachtsorganen zich in mannelijke richting te ontwikkelen.
2. Genetische interseksualiteit zonder pseudohermafroditisme betreft mannen met soms aanzienlijke borsten, maar met normale, zij het soms wat kleine, uitwendige geslachtsorganen. Zij zijn als regel onvruchtbaar door een stoornis in de zaadproductie. Zij bezitten meer dan één X-chromosoom, naast een Y-chromosoom (syndroom van Klinefelter).
(encarta)
p.s. Ik hoop dat je er iets mee kan.
[Dit bericht is aangepast door iemand of niemand (17-04-2001).]
|