|
De machtige dagen van Jerzy Narovski
1.
Jerzy Narovski klopt hard op mijn deur.
“Wie is dat?” vraagt Latoya, mijn vrouw. Alles wat zij zegt, klinkt als een sneer.
“Ik weet het niet,” antwoord ik.
“Als het maar niet die Pool is,” zegt ze.
“Die Pool heet Jerzy,” roep ik terug.
Jerzy Narovski, om precies te zijn. Een ex-marinier.
Sinds een week is hij onze bovenbuurman. Ik zag hem voor het eerst toen ik bij hem aanbelde om te klagen over de geluidsoverlast.
“Het is al laat,” zei Latoya. “Midden in de nacht… en die gek heeft de muziek hard aanstaan.”
Ik gaf haar gelijk, ook al was het pas tien uur. Als ik tegen Latoya inga, moet ik op de bank slapen.
“Ga naar hem toe,” zei ze. “En zeg dat hij de muziek zachter zet.”
Ik wilde niet, want zelf had ik geen last van de muziek, maar omdat Latoya erom vroeg en ik haar uit eigenbelang niks weiger, klopte ik aan bij Jerzy.
Het duurde even voordat de deur werd opengedaan, maar toen Jerzy in de deuropening verscheen, deinsde ik achteruit.
Hij was een grote man, met een gladgeschoren gezicht en grasvelden van haar op zijn armen. Hij droeg een ochtendjas.
“Wat is er?” vroeg hij met een zware, kalme stem. Hij bevochtigde zijn lippen met zijn tong.
“De muziek,” zei ik, mij bewust van mijn kleinheid. “Mijn vrouw heeft er last van.”
“Kom even binnen,” zei Jerzy.
Aarzelend liep ik zijn appartement binnen.
De woonkamer was uitstekend verlicht, met drie felle lampen. Aan de muren hingen portretten van beroemde personen; Stalin, Gandhi, Mao, Mandela, enzovoorts.
Jerzy liep naar de radio en zette het volume lager.
“Zo goed?” vroeg hij.
Ik knikte, terwijl ik de portretten aan de muur bekeek. Mijn blik bleef rusten op een portret.
“Hitler,” zei Jerzy. “Een beest, maar hij kreeg het voor elkaar om meer dan vijftig miljoen mensen te manipuleren.”
Ik knikte en liep richting de deur.
‘Sorry voor de overlast,” zei Jerzy.
“Geen probleem,” antwoordde ik, waarna ik zijn appartement verliet.
Terug in mijn eigen huis, vroeg Latoya: “En?”
“Hij heeft het zachter gezet, hoor je?”
“Ja,” antwoordde ze. “Ik hoor het.”
Ik boog mij voorover om haar een nachtzoen te geven, maar ze draaide zich van mij weg en zei: “Nee.”
“Weet je dat hij een portret van Hitler heeft ophangen?” vroeg ik.
Ze antwoordde niet.
2.
“Hé,” roept Jerzy ondertussen. “Maak open, ik weet dat je er bent!”
“Zie je nu wel,” roept Latoya. “Het is die Pool!”
“Wil je openmaken?” vraag ik haar. “Ik zit in bad.”
“Nee,” roept ze terug. “Ik wil niks met die smeerlap te maken hebben!”
“Het is geen smeerlap,” schreeuw ik ontzet.
Eerst dacht ik ook dat Jerzy een smeerlap was. De tweede avond dat hij in onze flat woonde, klonk er weer harde muziek, in combinatie met een hoop gebonk.
“Hij is aan het dansen,” zei Latoya. “Met die vriend van hem.”
“Vriend?” vroeg ik verbaasd.
“Ja, er is een uur geleden zo’n kaalgeschoren man naar boven gegaan.” Ze zuchtte even en vervolgde: “Het moet afgelopen zijn, ik wil slapen! Ga jij even zeggen dat hij moet ophouden!”
Haar vraag was een bevel, dus liep ik de trap op naar boven en klopte aan bij Jerzy.
Dit keer werd er niet opengedaan en voordat ik het goed en wel doorhad, drukte ik de klink omlaag en stapte het appartement binnen. Ik schrok mij rot.
Jerzy en de andere man dansten niet; de man stond voorovergebogen, terwijl Jerzy zijn geslacht in hem ramde. Jerzy’s gezicht was rood aangelopen en er stond een verbeten trek op zijn gezicht.
Voordat ze mij zagen, draaide ik mij om en sloot de deur.
“Er wordt geneukt,” zei ik beneden tegen Latoya, die al in bed lag. “Bah, wat smerig!”
“Geneukt?” vroeg Latoya verbaasd. “Bedoel je die twee mannen?”
Ik knikte.
Ondertussen kroop ik naar haar toe en streelde haar buik onder de deken.
Mijn hand kroop omhoog naar haar borsten, maar ze draaide zich om.
“Geen zin,” zei ze. Daarna knipte ze het licht uit.
“Ik zal maar proberen te slapen, zeker,” vervolgde ze. “Met al dat kabaal zal dat niet makkelijk zijn!” Het klonk als een verwijt aan mij.
Ik zweeg, want ik werd moe van Latoya. Al zes maanden geen seks, zonder reden. Al zes maanden kafferde ze mij uit.
3.
Jerzy is volhardend, want hij blijft op mijn deur kloppen.
“Latoya,” roep ik. “Maak toch even open.”
“Nee,” schreeuwt ze veel te luid terug. “Doe het zelf maar.”
“Ik zit in bahaad!”
“Dan komt hij maar teruhug straks!”
Ik dompel mijn hoofd onder water, om een helderder perspectief te krijgen. Daarna roep ik, gekalmeerd: “Misschien moeten we maar gaan scheiden!”
Ik droom al jaren van een scheiding. Volgens mij al sinds onze huwelijksnacht. Latoya ontpopte zich direct tot een secreet die haar gelijke in mijn leven niet kent. Tegen mijn moeder is ze poeslief, maar alleen met mij laat ze blijken hoe ze over mij denkt: “Je geld, daar gaat het mij om. Je verdient goed, ik verdien niet.”
Latoya heeft nooit gewerkt en ze is dat ook niet van plan.
“Scheiden?” vraagt ze sarcastisch, terwijl ze naar de badkamerdeur toeloopt. “Dat lijkt mij niet. Ik maak je leven tot een hel.”
“Dat doe je al,” denk ik, te laf om dat hardop te zeggen. Je moet je verdriet nooit hardop uitspreken, want dan maak je het tastbaar voor anderen zodat ze je ermee kunnen aanvallen.
|