Een tijd geleden heb ik in een tijdschrift gestaan (oké oké, in de fancy...) met dit verhaal. Ik wilde het toch even met jullie delen
Mijn zusje Astrid is vijftien jaar oud, en verstandelijk gehandicapt. Ze heeft het niveau van een kind van vier. Ze spreekt erg slecht, en ziet er anders uit dan andere meisjes van haar leeftijd. Ze vindt dezelfde dingen leuk als kinderen van vier. Ze luistert dus naar K3, kijkt naar Bob de Bouwer en Samson & Gert en ze blijft waarschijnlijk haar hele leven in Sinterklaas geloven.
Ze zit op een speciale school, in de groep waarin zij zit, heeft ze het laagste niveau. Ze kan enkele eenvoudige woordjes herkennen en opschrijven. Ook kan ze sinds kort sommetjes maken onder de 10.
Mijn zusje heeft vrij veel aandacht nodig, ze heeft overal hulp bij nodig; bij opstaan, bij wassen, bij aankleden, naar de wc gaan (ze is ’s nachts niet zindelijk). Ze is dus erg afhankelijk. Daarom krijg ik minder aandacht. Dat vind ik niet erg en dat begrijp ik ook, het is logisch.
Ik zou graag een grote broer of zus willen hebben. Iemand met wie ik kan praten, problemen mee kan bespreken, samen de stad mee in kan gaan, dat soort dingen. Dat mis ik wel heel erg, maar ik krijg er natuurlijk ook heel veel voor terug. Ze mist me bijvoorbeeld ontzettend als ik een paar dagen weg ben, en ze ziet me echt als haar “grote zus”. Dat voelt toch goed.
Soms zijn er natuurlijk ook momenten dat ik het vervelend vind om een verstandelijk gehandicapt zusje te hebben. Als ik bijvoorbeeld vrienden mee naar huis neem, mensen weten niet goed hoe ze met haar om moeten gaan. Toch schaam ik me helemaal niet voor haar.
Zelf heeft ze wel door dat ze anders is dan andere kinderen. En andere mensen hebben dat natuurlijk ook door: ze ziet er anders uit, ze kwijlt soms. Ik zie mensen dan altijd kijken, bijvoorbeeld als we op vakantie zijn. Mensen kennen haar dan niet, en weten dus niet meteen dat ze gehandicapt is. Als Astrid dan bijvoorbeeld in de speeltuin zit, zie je andere kinderen echt kijken: “ Wat doet zo’n groot kind nou in de speeltuin?” Van kinderen begrijp ik dat op zich wel, maar ik kan er echt niet tegen als jongeren of volwassenen haar zitten te bekijken alsof ze een of andere attractie is, en haar uitlachen, of nadoen. Ze heeft echt wel door dat ze dan belachelijk wordt gemaakt, en dan wordt ze kwaad zodat die mensen alleen nog maar harder gaan lachen.
Mensen noemen haar ook heel vaak een “mongool”, terwijl ze dat helemaal niet is. Ze heeft te weinig hersenweefsel, en daarom is ze verstandelijk gehandicapt.
Laatst fietste ik naar school, en als ik langs school fiets kom langs een school voor moeilijk lerende kinderen. Er fietsten een paar jongens voor mij en die begonnen opmerkingen te maken tegen een paar kinderen van die school. Eentje reageerde met “Waarom zeg je dat?”
“Omdat je een mongool bent…” was het antwoord. Daar kan ik zo kwaad om worden! Ten eerste: waarom scheld je iemand uit, omdat hij minder is dan jij? Wat bereik je daar mee? Het is toch niet leuk om iemand te kwetsen? En dat doe je, mijn zusje komt soms huilend thuis, want dan hebben ze haar een “kleine baby” genoemd, of ze hebben haar weer nagedaan.
En ten tweede: Waarom moet je iemand uitschelden voor mongool? Mensen die het Syndroom van Down hebben, zijn geweldige leuke mensen! Bijna altijd vrolijk en ontzettend lief!
Ik weet eigenlijk niet precies waarom ik dit verhaal schrijf, misschien voor mijn zusje, of misschien voor mensen die ook een verstandelijk gehandicapt persoon in hun omgeving hebben en dit herkennen. Of misschien nog wel het meeste voor de mensen die zich door dit verhaal aangesproken voelen. Ik zou gewoon zo graag willen dat mensen normaal met elkaar om kunnen gaan. Dat mensen elkaar respecteren. Dat zou heel wat ellende besparen…
Marit
__________________
marit. 18 jaren. 1730 mm. blauwe ogen. "rood". nadenkend. betrouwbaar. dromerig. heus lief. soms ook niet. vaak vrolijk. vaak niet. gewoon, 'n mens.
|