|
Ik produceer weer. Ik hoop dat ik het tempo op kan houden. Oh, ik ben trouwens niet tevreden met het einde. Denk ik. Ik vind het niet zo grappig, maar had geen ander idee.
- - -
Met moeite kon ik de deur openen. Ik was al een aantal weken niet bij Lars geweest, maar een nieuwe deur die piept en kraakt als een donkeren, eikenhouten deur uit een achttiende-eeuws, verlaten herenhuis? Dat was raar. Ik sloeg het gevaarte achter me dicht. Het stof spoot voor mijn voeten uit. “Zeg Lars, je moet die deur eens insmeren, man. Dit…”. Plotseling zag ik Lars in een zware, lederen fauteuil zitten, zijn gezicht bleek en een zwarte cape om zijn schijnbaar magere lichaam geslagen. Met tegenzin opende hij de ogen en eentonig sprak hij. “Ah, gegroet. De poort naar mijn zwarte kelder is in orde, vriend. Ik heb haar noeste hout pas nog bewerkt, haar scharnieren pas nog gesmeerd, met dit bloedrode vocht.” Hij wees naar een blik waarop de tekst ‘gegarandeerd eng gekraak!’ stond.
“Het is donker hier, man.” Direct schoot hij in de verdediging. “Nee, het is niet donker! Het is duister! Onheilspellend duister! Voel je niet de dreiging van het eindeloze zwarte? De leegte die aan je kermende ziel slurpt en trekt?” Lars had het weer te pakken.
“Nee, dat voel ik niet, en het is hier donker. Doe eens een licht aan, man.”
“Als het werkelijk je wens is, vriend, kan ik met smart in mijn verkoolde hart een kaars ontsteken.” Lars maakte onbepaalde bewegingen met zijn handen. Ik geloof dat hij keek naar het rondzwieren van zijn brede, zwarte mouwen. Of hij toverde, dat kan ook.
“Je hebt weer Poe en Lovecraft zitten lezen, nietwaar?” Hij irriteerde me.
“Ik heb inderdaad mijn geest gelaafd aan de geschriften van de meesters. Het doodt de tijd tot de tijd ons dood, vriend.”
“Ach man! Sodemieter toch op met dat slappe gelul!” Eens in de zoveel tijd las Lars een boek en daar raakte hij dan compleet van in de ban. Eén keer bleef hij twee weken lang zoem- en bliepgeluiden maken en moest ik hem aanspreken met ‘00100110’. Hier had ik geen zin in. Ik kwam om met Lars te praten, niet om te converseren met een of andere ondode kloon van Victor Frankenstein of graaf Dracula. Magere Hein uithangen deed hij maar in zijn eigen tijd. Ik liep boos naar het raam toe en trok de blindering omhoog. Fel zonlicht vulde de kamer.
“Aaaargh!” krijste Lars paniekerig om zich heen slaand om uit de stoel te komen. “Doe dicht, stomme sterveling! Het zonlicht zal me vernietigen! Oh, de pijn! Ik smelt!” Ik trok ondertussen ook het rolgordijn van het tweede raam omhoog. Lars spartelde nog altijd in zijn stoel. Om magerder en ondoder te lijken had hij zijn broekriem kennelijk extreem strak aangetrokken, waardoor hij zich nu met moeite overeind kon werken. “Oh, gedrocht! Waarom kwel je me zo! Ik ben slechts een wezen van de nacht! Mijn heer der duisternis heeft me geschapen als ik ben! Laat me! Laat me in eenzaamheid bestaan!”
Ik pakte Lars op uit zijn stoel. Hij was nog steeds even vadsig als altijd, maar hield zijn schouders dicht bij elkaar om magerder en zwakker te lijken. “Lars… Doe! Normaal!”, zei ik in zijn gezicht. Hij begon weer te spartelen en kroop onder zijn tafel. Ik deed het grote licht aan en zette mijn armen in mijn zij. “Arg, nu zie ik het! U bent de boodschapper van Hem daarboven! Gekomen om het kwaad dat ik ben uit te roeien! Lafheid! Welk een lafheid om mij te bestrijden met het licht! Doof die felle pijnscheuten en vecht als een ware man!”
“Ik ben geen hemelse macht, debiel. Maar als je nu niet rap normaal gaat doen, zal ik je wel sterren laten zien.” Ik liep boos naar zijn kledingkast en trok de deur open. Vooraan hing een vrolijk Hawaï-shirt. “Lars, zou een ondode, duivelse macht een Hawaï-shirt hebben?”
Hij keek gepikeerd uit zijn met mascara omlijnde ogen. “Uhm… Da’s niet mijn shirt! Dat heb jij er vast in gehangen! Ik ontken alles!” Ik pakte een cd van zijn stapel. Golden Greatest van ABBA. “Oh Lars…”, en ik zwaaide het geval heen en weer.
“Nee, ook niet van mij! Nee, hier neergelegd. Oh, welk een martelingen moet ik toch doorstaan. Bovendien, wie zegt dat er ABBA inzit? Wie weet zit er wel heel erg obscure, duivelse muziek in! Als ik het achterstevoren speel, spreekt mijn donkere meester tot me!”
“Lars, cd’s kun je niet zo heel erg goed achterstevoren afspelen. Tenzij je ze digitaliseert en met moderne software bewerkt…”
“Ja, precies!”
“… maar dat zou niet zo heel erg duister en achttiende-eeuws meer zijn, niet waar? Net zoals het hele idee van een cd. Of een Hawaï-shirt.”
“Het is duister!”
“Het is ABBA”, en ik plaatste de cd in de speler. Een zelfgebrande cd met een groot pentagram en enkele doodshoofden moest ik daarvoor verwijderen. Uit het raam met die zooi. Ik drukte op de play-knop en Dancing Queen begon uit de boxen te schallen. “Herken je het niet, Lars? Ik kan me nog herinneren dat je meezong.”
“Leugens! Het is gewoon niet waar! Hoe heb ik dat nu ooit kunnen doen! Ik ben duister, ondood en mystiek! Ik ben verdomme zo depressief en levensmoe dat ik suède rokken draag en panty’s om mijn armen rol!”
“Nee, je bent een malloot, Lars. Je stelt je aan.” Ik zag dat hij begon te snotteren.
“Ik…”
“Je mascara loopt uit…”
“Ok! Verdomme!” Hij stond resoluut op en gooide zijn mantel van zich af. “Goed, jij je zin! Ik ben niet duister en niet ondood. Ik zuig geen bloed en koester geen misantropische wrok jegens de mensheid. Ik ben zelfs gelukkig.”
Ik liet hem even uitzuchten.
“Ok,” ging hij verder, “waarvoor kom je?”
“Ach,… eigenlijk kwam ik alleen even langs voor wat praten… of je nog een goed boek gelezen had of zoiets.”
- - -
LUH-3417
|