chimpansee, het geslacht Pan van de Mensapen. De soorten zijn bewoners van het tropisch regenwoud (en in mindere mate ook de aangrenzende savannen) van West- en Midden-Afrika (van Senegal in het westen tot Oeganda en West-Tanzania in het oosten). Men onderscheidt twee soorten: de gewone chimpansee en de bonobo of dwergchimpansee.
De gewone chimpansee (P. troglodytes) is een krachtige, maar naar verhouding slank gebouwde, aap (lichaamslengte 65–95 cm, gewicht 30–60 kg). Deze soort heeft een groot, nu sterk verbrokkeld, verspreidingsgebied en er kunnen drie ondersoorten onderscheiden worden. De vormen zijn echter niet altijd scherp te scheiden, ook al door de opvallende individuele variatie. De dunne pels is zwart. Het gelaat met de beweeglijke lippen, de grote oorschelpen, en de handen en voeten zijn bij de jongen vleeskleurig, maar worden (soms) donkerder naarmate de dieren ouder worden. De jongen hebben een karakteristiek bosje wit haar op de staartstreek. De wijfjes zijn kleiner dan de mannetjes. Een bronstig vrouwtje vertoont sterk opgezwollen achterdelen, die een signaalfunctie hebben. De bronst treedt bij het vrouwtje periodiek op. Als het voorafgaande jong blijft leven, wordt pas na 3–5 jaar een nieuw jong geboren (draagtijd 230–240 dagen, met variatie van 210–278 dagen). De baby weegt bij de geboorte 1,8–2,5 kg en is zeer afhankelijk van het moederdier. Er bestaat een hechte, jarenlang durende, moeder-kind-binding. De mannelijke dieren bereiken na 7–10 jaar geslachtsrijpheid, de vrouwtjes al na 6–9 jaar; in dierentuinen zijn chimpansees tot 50 jaar oud geworden. Chimpansees leven sociaal, maar vormen geen echt vaste groepsverbanden.
De groepen (clans, van 25–60 of meer dieren, veelal gesplitst in kleinere eenheden) staan onder leiding van een oud mannetje en zijn duidelijk geen familie-eenheden. Op de grens van de territoria kunnen regelrechte kleinschalige oorlogen gevoerd worden. Chimpansees zijn uitgesproken grondbewoners van het oerwoud en de aangrenzende savannen; vooral in min of meer open typen van wouden blijken zij zich thuis te voelen. De niet aflatende jacht (chimpanseevlees is zeer in trek in Midden-Afrika) heeft ze gedwongen de meest ontoegankelijke delen van het woud op te zoeken. Chimpansees voeden zich als regel met plantenkost, vooral vruchten; kleinere apen en antilopen (vooral jongen) worden echter regelmatig gevangen, terwijl ook bepaalde insecten (termieten) tot het menu behoren. Chimpansees verplaatsen zich met behulp van de vier ledematen, maar ook wel van drie of twee, al naar gelang van de omstandigheden. 's Nachts worden slaapnesten van takken in de bomen gebouwd. Talrijke onderzoekingen en waarnemingen hebben de betrekkelijk grote intelligentie en het uitgesproken aanpassingsvermogen van deze dieren aangetoond. Chimpansees hebben duidelijk neiging tot werktuiggebruik. Zij beschikken over talrijke geluiden (uitgesproken luidruchtige dieren) naast een rijke gebarentaal (o.a. voetstampen); ook wordt getrommeld op boomstronken. In West-Afrika is de chimpansee de laatste jaren hier en daar zeldzaam geworden; ook in Midden-Afrika wordt zijn voortbestaan bedreigd. Ondanks officiële bescherming is het dier nog steeds een geliefd jachtwild; ook de vraag naar exemplaren voor medisch onderzoek en circussen is nog nauwelijks afgenomen (om een jong te vangen dient de moeder gedood te worden). Clandestiene export is moeilijk te onderdrukken; rehabilitatieschema's lijken echter succes te hebben. Naast de mens is de panter de enige natuurlijke vijand. Ook kaalslag van het oerwoud is een bedreigende factor. Fokkerij in dierentuinen en apenkolonies is tegenwoordig een normale zaak; het houden van chimpansees in grote groepen heeft veel gegevens betreffende het sociale gedrag opgeleverd (o.a. in Burgers' Dierenpark, Arnhem). Aan het veldonderzoek in Afrika, waardoor vooral Jane Goodall bekend geworden is, heeft ook de Nederlander Adriaan Kortlandt bijgedragen.
De bonobo of dwergchimpansee (Pan paniscus) is pas bekend sinds 1929, hoewel al eerder exemplaren in Europa vertegenwoordigd waren (o.a. in Artis). Deze mensaap is kleiner dan de andere soort en over het algemeen fijner gebouwd (lichaamslengte 55–85 cm, gewicht 25–45 kg, de geslachten zijn ongeveer even groot); de huid is zwart en de oren zijn naar verhouding veel minder groot dan bij de gewone chimpansee. De tweede en derde teen zijn meestal met elkaar vergroeid; de armen zijn relatief lang. Ook in talrijke gedragselementen wijkt de bonobo af van zijn grotere neef; de paring vindt vaak van plaats met de gezichten naar elkaar toe (missionarishouding) in plaats van van achteren zoals bij andere apen. In overeenstemming daarmee ligt de clitoris aan de voorkant en is de vulva meer naar voren gelegen dan bij chimpansees. Na een draagtijd van 230–240 dagen wordt een jong van 1,2–1,5 kg geboren. De bonobo bewoont in groepen van 6–15 het tropisch regenwoud in Centraal-Congo tussen de Kasai, Lualaba en Congorivier en komt dus nergens voor samen met de gewone chimpansee. Deze geografische uitsluiting maakt dat de interpretatie van de bonobo als soort naast of ondersoort van de gewone chimpansee nog omstreden is. Het dier is minder luidruchtig in zijn optreden en is vnl. een vruchteneter. Over de bonobo in het wild is nog weinig bekend; ook in dierentuinen is het een zeldzame gast, die echter wel goed te fokken is.
|