1. BEWEGING AAN DE HEMEL
De maan komt evenals de zon en de sterren in het oosten op en gaat in het westen onder als gevolg van de rotatie van de aarde. Die omloop geschiedt in dezelfde richting als waarin de aarde zich om de zon beweegt.
1.1 Opkomst
Zo ziet men de maan 's avonds als een smalle sikkel, de maansikkel, aan de westelijke avondhemel. De volgende avond echter staat zij reeds 13° oostelijker (en dus hoger). Na een week is de boogafstand tot de zon (de elongatie) reeds gegroeid tot ca. 90° (kwadratuur) en de sikkel tot een halve cirkel (eerste kwartier). Nog een week later is zij zover naar het oosten gelopen, dat de maan bij zonsondergang opkomt en vol is geworden. Weer een week later komt de maan pas omstreeks middernacht op en is inmiddels nog maar voor de helft verlicht (laatste kwartier, eveneens kwadratuur). Daarna komt zij steeds later op en neemt steeds meer af om ten slotte alleen nog maar aan de oostelijke morgenhemel vlak voor zonsopkomst als een smal sikkeltje zichtbaar te zijn. Daarna ziet men de maan gedurende enkele nachten in het geheel niet (nieuwe maan), totdat zij opnieuw aan de avondhemel opduikt en het verschijnsel zich herhaalt. Het later opkomen van dag tot dag heeft niet steeds met regelmatige tussenpozen plaats en varieert ook met het jaargetijde.
1.2 Winter- en zomermaan
Daar de volle maan ten opzichte van de aarde ongeveer tegenover de zon staat, gedraagt de volle maan in de winter zich als de zon in de zomer. Zij komt (in onze streken) in het noordoosten op, culmineert hoog boven de horizon midden in de nacht (culminatie) en gaat in het noordwesten onder. De volle maan in de zomer gedraagt zich echter als de zon in de winter en zij culmineert dan ook op veel geringere hoogte. Bovendien varieert dit van jaar tot jaar. Dat hangt samen met de stand van de baan van de maan.
2. BAAN
Oorzaken van getijden © Microsoft Corporation. Alle rechten voorbehouden.
Uitvouwen
De maan beweegt zich om de aarde volgens de wetten van Kepler in een bij benadering elliptische baan (zie ellips), waarvan de aarde in een van de brandpunten staat. Het baanvlak helt 5°8'33² op het vlak van de aardbaan (zie ecliptica). De excentriciteit is gemiddeld ca. 1/19 (ten gevolge van storingen variërend van 1/15 tot 1/23). Het punt waarin de maan het verst van de aarde verwijderd is, heet apogeum (afstand maan–aarde 406 699 km); het punt waarin zij zich het dichtst bij de aarde bevindt, heet perigeum (afstand 356 399 km). De beweging van de maan om de aarde wordt in hoofdzaak bepaald door de kracht waarmee de aarde de maan aantrekt (zie gravitatie). Daarnaast ondergaat zij echter merkbaar de invloed van de aantrekking van de zon. De baan van de maan wordt voorts door zeer vele storingen beïnvloed. Het heeft veel moeite gekost om de ingewikkelde beweging van de maan te ontwarren. Men kan haar plaats aan de hemel echter zeer nauwkeurig vooruit berekenen.
Microsoft® Encarta® Encyclopedie 2002 Winkler Prins. © 1993-2001 Microsoft Corporation. Alle rechten voorbehouden.
|