Bedankt voor de kritieken en meningen.
Weer een nieuw stukje, wederom net getypt.
Meningen en kritiek zijn natuurlijk welkom.
De man met de paraplu liep, zoals zijn naam al doet verraden, altijd met een paraplu. Een verklaring had hij nooit gegeven. Als iemand hem op een zonnige dag vroeg wat hij met die paraplu wilde gaan doen haalde hij zijn schouders op. Elke ochtend liep hij dezelfde route vanaf zijn huis, over het strand, de duinen op, het dorp in en weer terug met de paraplu uitgeklapt. Hij zag er niet uit als een zonderling, in tegendeel. Hij droeg de duurste maatpakken en de mooiste schoenen die niet geschikt leken voor zijn wandelingen. Iedereen had wel een verklaring voor dit merkwaardige gedrag, maar waarschijnlijk waren het allemaal bedenksels.
Op een dag rende de man met de paraplu linea recta naar het dorp. Het strand liet hij links liggen. Nog merkwaardiger was, dat hij zijn paraplu niet bij zich droeg. De dorpsbewoners die hij passeerde keken verbaasd om, dit was toch niet de man met de paraplu die altijd zo bedeesd langs kwam gelopen?
De man stormde het politiebureau binnen. ‘Mijn… paraplu is… gestolen!’ hijgde hij tegen de rug van een politieman.
‘Meneer, komt u daarvan aangifte doen?’ De politieman draaide zich om, en fronste toen hij de man met de paraplu, weliswaar zonder paraplu, zag staan. ‘O bent u het.’
‘Ja! En natuurlijk kom ik daarvan aangifte doen. Dit is toch een politiebureau?’
De politieman tuitte zijn lippen. ‘Meneer blijft u vooral kalm, anders valt er natuurlijk niets te beginnen. Was u erg gehecht aan u paraplu?’
De man met paraplu sloeg met zijn hand op de balie. ‘Zeg, denkt u dat ik aangifte kom doen van een gestolen paraplu omdat ik er niet aan gehecht ben? Wie denkt u dat u zich voor hebt? De dorpsgek?’
‘Het is niet alledaags dat iemand aangifte komt doen van een gestolen paraplu ziet u.’ antwoordde de agent beledigd. ‘Ik moet op zijn minst toch weten of het voorwerp een grote waarde voor u had. Weet u zeker dat u hem niet ergens hebt laten liggen?’
‘Nee, ik laat mijn paraplu niet zomaar ergens liggen. Het is niet eens mijn paraplu!’
‘Van wie is die paraplu dan wel?’
‘Wat doet het ertoe?’
‘Hoe u eraan bent gekomen is wel degelijk belangrijk. Hij is vast niet zomaar uit de lucht komen vallen.’
‘In feite wel, als u het zonodig wil weten. Maar meneer, dat is allemaal bijzaak. Hij is gestolen, zeg ik u! Wat doet het er dan toe van wie de paraplu is? Ik had hem in bruikleen. Wilt u ook nog weten of ik hem misschien een naam heb gegeven? Nee, meneer! De paraplu had geen naam!’
De politieman achter het bureau stond op. ‘Ik probeer enkel een helder beeld te krijgen.’ sprak hij met zijn tanden stevig op elkaar geklemd.
‘Man, houdt toch u mond als u niets zinnigs weet te vragen!’ De man met de paraplu beende woest het politiebureau uit. Als het zo ging kon hij beter zelf opzoek gaan.
‘Bent u u paraplu kwijt?’
De man met de paraplu draaide zich om. Achter hem stond Jan, de dorpsgek.
‘Nou, nou, nou?!’ Jan sprong voor hem. ‘Ja toch?’
‘Ik heb hier geen tijd voor.’ zei de man met de paraplu en duwde Jan opzij.
‘Geen tijd? Meneer, u heeft hier zeeën van tijd! U woont immers aan de kust.’ Jan ontblootte zijn scheve rij tanden en lachte met een hoge hikkende lach.
‘Niet nu, en laat me gaan.’ De man met de paraplu draaide zich om liep weer terug vanwaar hij was gekomen. Hij besloot zijn dagelijkse toch te maken, misschien had iemand slechts een slechte grap met hem uitgehaald en lag de paraplu nu te wachten op een punt waar hij elke dag voorbij kwam. Hij liep terug over het duin.
‘Meneer, meneer wacht nou!’ schreeuwde Jan. De man met de paraplu versnelde zijn pas. Hij had op het moment geen zin in gezelschap. De hoge trap naar het strand was gelukkig niet ver meer.
‘Meneer, wacht!’ klonk Jans stem weer toen hij de trap bereikte, maar de man met de paraplu draaide zich niet om naar Jan die als een gek op hem afrende.
‘Dood zegt u?’
‘Morsdood. Van die hoge trap naar het strand gevallen. Vlak daarvoor had hij nog bij het politiebureau gemeld dat zijn paraplu was gestolen. Helemaal krankzinnig geworden, vertelde de politieman. Probeerde ook stennis te schoppen.’
‘En het was altijd zo’n rustige man!’
‘Ja, er gaan ook geruchten dat Jan hem van de trap heeft geduwd. Hij heeft hem namelijk gevonden.’
De man met de paraplu was het gesprek van de dag.
Het hele dorp verscheen op de begrafenis. Er was geen familie, want nergens in het hele huis had iemand de echte naam van de man met de paraplu of adressen van bekenden kunnen vinden. De man met de paraplu werd dan ook begraven als de man met de paraplu, al was het een andere paraplu.
‘Maar hij is niet gevallen!’ riep Jan op de receptie. ‘Hij is gesprongen! Hij was vergeten dat hij de paraplu niet meer bij zich had. Hij sprong altijd, de paraplu zorgde voor een zachte landing.’
Iedereen lachte.
‘Maar het is echt waar! En zijn paraplu, die was helemaal niet gestolen. Eerder die ochtend sprong er een vrouw mee de trap af, dat zag ik zelf! En aan mij vroeg ze tegen de man met de paraplu te zeggen dat ze de paraplu weer had meegenomen!’
‘Ja, ja, Jan.’ zei de politieman die de zwaaiende armen van Jan omlaag probeerde te drukken. ‘En ze heette zeker Mary Poppins.’
Jan liet zijn armen zakken en keek de politieman verdrietig aan. ‘Maar het is echt waar!’