|
Op mijn computer heet hij 'bladieblabla.doc'. Dat is niet de juiste titel, maar ik kan er niets anders van maken. Alles is welkom.
- - -
(…)
Naast dit alles volgde hij ook een opleiding. Het doet er nu niet toe welke, het is genoeg om te weten dat het veel leeswerk met zich meebracht. Zijn colleges waren schaars, maar de tijd die hij eraan besteedde vulde de rest. Het was misschien daarom dat het contact met zijn medestudenten marginaal bleef. Sommigen durfde hij pas te groeten wanneer ze hem duidelijk uitverkoren hadden met hun blik en glimlachten. En zelfs op die zeldzame momenten kwam er geen werkelijke groet uit zijn mond, maar een droog gekraak, gevolgd door een geschraap, waarna hij pas iets kon zeggen als de ander al voorbij was.
Maar zulke dingen kunnen veranderen. Op een goede morgen in het koude oktober had hij college. Zoals gewoonlijk was hij te vroeg en stond hij zenuwachtig voor de deur. Een collegegenoot, die hij al twee jaar van gezicht kende, had hij met enige moeite en daaropvolgende trots gegroet.
Semi-zeker beende hij naar zijn vaste plek (de hoek het dichtste bij de deur, om snel te kunnen vluchten en niet aan twee kanten mensen naast zich te hebben) en daar nam hij plaats. Niet lang daarna kwam zij binnen.
(Zij verdient een noot in de tekst. Althans, haar relatie met hem, of het ontbreken daarvan, verdient dat. Zij deed drie jaar de opleiding die hij al vier jaar deed. In deze drie jaar hadden ze dikwijls colleges met elkaar gevolgd. Niet dat zij knus, hand in hand naast elkaar zaten, maar zij bevonden zich in dezelfde zaal en waren zich mogelijk bewust van elkaar. Ze hadden vast wel een keer een aantal woorden met elkaar gewisseld en hij wist zich nog te herinneren hoe zij, samen met een derde student een week of vier terug een half uur bij een kopieerapparaat gestaan hadden en de tijd hadden gevuld met overbruggende woorden. Haar naam wist hij overigens niet, maar dat zegt niet veel.
Maar dat was aan het begin van het semester, wanneer hij als een roestige vogel zijn veren schudde na een slopend lege vakantie, wanneer hij zich weer liet vullen met ijdele hoop en twee weken later weer onderuitgezakt in zijn eigen mini-isolement terugviel.)
Niet lang daarna kwam zij binnen. Hoewel vrijwel alle plaatsen nog vrij waren, ging ze pal naast hem zitten, met de mededeling dat ze anders haar hoofd zou stoten tegen de projector die aan de muur bevestigd was. Van de overige twintig vrije plaatsen waren er slechts twee die last hadden van zulk een projector, maar ze verkoos zijn linkerhand.
Vijf seconden nadat hij haar opgemerkt had, kon hij groeten. Met een schop in zijn hoofd lanceerde hij de eerste woorden van een vragende zin. Eenmaal op gang moest hij wel verder, en met een bibberende stem maakte hij zijn zin af. Ze antwoordde en er ontstond een gesprek. Ze lachte zelfs een keer, verbeeldde hij zich.
Hij wist aantekeningen van haar te lenen van een college dat hij miste wegens ziekte, en kopieerde deze in de pauze. Na afloop van het college liep zij weg en hij kon zich niet herinneren of ze nu nog een afsluitende groet had gezegd of niet. Wel wist hij nog dat ze een zwart met wit gestreept truitje had gedragen. En dat ze ook naar achteren en naar voren leunde als hij dat deed, maar was dat verbeelding van hem of onbewust handelen van haar?
De volgende dag, het regende zacht, kwam hij weer te vroeg aan. Hij had zijn postvak al gecontroleerd. Het hing nog bij een opleiding die hij vier jaar terug gedaan had, en zoals altijd de laatste twee jaar zat er niets in. Het was nu eenmaal handig om nog even een paar minuten zoek te kunnen maken voordat hij zich mengde in het onzekere, sociale getril voor de dichte deur. Bij zijn terugkomst zag hij haar tegen de muur staan en met moed die hij uit zijn zware schoenen lepelde, plofte hij zijn tas naast haar neer, daarmee zijn aanwezigheid en plan daar te blijven kenbaar makend.
Het gesprek ging over de teksten die gelezen hadden moeten worden en tweemaal wist ze zijn hart te raken; soms begonnen ze tegelijk aan een zin (waaruit hij opmaakte dat hij niet als enige onhandig was), waarna ze allebei geschrokken stopten en zij vragend naar hem keek en hem het woord gaf. Hij probeerde klungelig hetzelfde, maar het mislukte. Zijn angst voor stiltes was zo groot dat hij onbeleefd het woord van de dame aannam.
Ergens tussen de woorden door viel een opmerking over haar moeder, over hoe zij nu zelf wat huishoudelijk werk moest doen, omdat haar moeder het niet kon. Hij durfde niet verder te vragen. Hij wist niet wanneer zoiets wel of niet kan, wanneer een sociale band sterk genoeg is voor bepaalde opmerkingen, vragen of missende grappen.
Hij zat aan het einde van een rij, zij zat naast hem met een lege plek ertussen (deze enorme zaal liet dat toe zonder een te duidelijke boodschap over te brengen) en de docent bevond zich links van het tweetal. Toch leek ze om de zoveel tijd even naar hem om te kijken. Hij wist het niet zeker, want hij wilde niet staren. Wel probeerde hij in talloze posities zo ontspannen mogelijk te lijken, maar het vele geschuif leek nergens op.
Bij het naar buiten gaan, moesten ze wachten op iemand die een conflict met zijn tas ontwikkeld had. Ze keek om, lachte en daar ging het gesprek weer. Zonder van elkaar te weten waar ze heen moesten, hoewel zij dat misschien wel van hem wist, liepen ze samen naar het station. Onzeker, want bij een mogelijkheid om rechtsaf te gaan wisselden ze zelfs van kant omdat geen van beiden van de ander wist waar die heen moest. Hij praatte met haar over van alles en de stilte werd met een opmerkelijk gemak maar met natte handen op een flinke afstand gehouden. Hij kon soms zelfs lui achterover leunen, bij wijze van spreken, en wachten tot zij weer iets zei. Een boek dat gelezen moest worden, maar wat zij nog niet had kunnen vinden, kon ze van hem lenen. Met nadruk en enig aandringen. Hij was bezig met compulsief vriendelijk zijn en het viel vrij goed.
Nu is het avond en zit hij alleen thuis. Morgen heeft hij weer college met haar. Als zij hem dan zou vragen haar te trouwen, zou hij zich dwingen met een welluidende ‘ja’ te antwoorden. Hij is een hele rare jongen en nog lang niet stabiel. Daarom probeert hij alles wat hij als emotioneel ontredderde spons opzuigt weer leeg te knijpen boven het blanke papier. Hij denkt dat dat misschien helpt. Maar hij weet dat hij reddeloos verloren is in zijn hang naar zelfverlies.
- - -
LUH-3417
|