"Een kasteel heeft een toren. Om het kasteel loopt een slotgracht. Iemand staat buiten de slotgracht en wil de hoogte van de toren PQ bepalen. In punt A meet hij dat hoek PAQ gelijk is aan 29°. Daarna loopt hij 30 meter verder, naar punt B. Daar meet hij dat hoek PBQ gelijk is aan 21°. Bereken nu de hoogte van de toren."
Waarschijnlijk moet dit worden opgelost met de cosinusregel, maar ik weet niet hoe. Wie helpt?
__________________
- "Zulke dingen gebeuren niet in het echt." "Nee, nee, nee. Het is andersom: zulke dingen verzin je niet!" -
|