kom blijf bij mij
schop je schoenen weg,
de hooggehakte zooltjes
heb je niet meer nodig.
de strassteentjes raken verspreid
in de wijde, wijde natuur.
kom blijf bij mij,
we wonen in het noorden,
en eten van simpele borden
met eenvoudig eetgerei.
liefste, met je roodgouden haren,
zonder verharding
van stinkende lak,
een zachte waterval
waar mijn hand in kan glijden,
je borsten als heuvels
van zuiver albast.
kom, liefste, kom
meer hebben we niet nodig
dan simpel verblijven.
een brandend haardvuur
een wand met boeken.
mijn engel kom,
schop je schoenen weg
de hooggehakte zooltjes
heb je niet meer nodig.
|