binomPDF en binomCDF hebben betrekking op de binominale kansverdeling. Je hebt dan met 3 dingen te maken:
-de kans op 'goed' en de kans op 'fout'. Hierbij moet je denken dat de kans op 6 gooien 'goed' is, en niet 6 gooien 'fout' is. Er is hierbij altijd sprake van 2 uitkomsten, niet meer of minder! Verder zijn de 2 kansen bij elkaar opgeteld altijd 1. De kans op 'goed' wordt aangegeven met p.
-Het aantal keer dat het kansexperiment wordt uitgevoerd. Dit aantal geef je aan met de letter n.
-Het aantal keer dat het kansexperiment 'goed' eindigt. Dus van de 10 keer dat je gooit, wil je weten wat de kans is dat er 5 keer 6 uitkomt. Dit aantal verwerk je altijd in de vorm van: P( X = .. )
X is hierbij je variabele, en staat voor het aantal keer dat het kansexperiment 'goed' slaagt. Je wilt dus uitrekenen wat de kans is dat na het kansexperiment X die waarde heeft. X is vrijwel altijd een heel getal.
Nu reken je met binomPDF uit, de kans dat X één bepaalde waarde aanneemt. Bijvoorbeeld: de kans dat je van de 10 keer met een dobbelsteen gooit er 3 keer 4 of 5 uitkomt. Je weet:
-kans op 'goed = p = kans op 4 of 5 = 1/6 + 1/6 = 1/3
-aantal keer het kansexperiment = n = 10
Je wilt weten:
De kans op 3 keer van de 10 een 'goede' uitkomst =
P( X = 3 ) = binomPDF(n,p,X) = binomPDF(10,1/3,3) = 0,2601 (ga dit antwoord na)
Als je nu wilt weten wat de kans is dat je
maximaal 3 keer 4 of 5 gooit moet je binomCDF gebruiken. Je rekenmachine rekent dan alle waardes uit van binomPDF voor X = 0, 1, 2 en 3. Je krijgt dus:
De kans op maximaal 3 keer 4 of 5 gooien =
P ( X < 3 of X = 3 ) = binomdCDF(n,p,X) = binomdCDF(10,1/3,3) = 0,5593
Dit is dus hetzelfde als:
binomPDF(10,1/3,0) + binomPDF(10,1/3,1) + binomPDF(10,1/3,2) + binomPDF(10,1/3,3)
De formule die je rekenmachine gebruikt om binomPDF te berekenen staat ook op je formulekaart (als je tenminste in nederland op school zit

).
Het heeft verder niets met permutaties te maken.
Ik zal overigens wel weer teveel hebben uitgelegd