Een blad dwarrelt neer
op de trieste stenen,
half september.
Ik raap het op en ruik.
Herfst geurt, merk ik op,
en dan: wat zou het?
Voorzichtig leg ik het neer
en fluister nog: Ik ben ook moe,
net als jij.
Ik draai me om en loop verder,
dromend van wolken en bladeren en
dingen waarvan ik de naam
niet eens weet.
En in de verte hoor ik
iemand schreeuwen.
Even sta ik stil, zeg dat herfst
geen geluid hoort te maken en
loop weer doelloos verder.
__________________
...moet u maar bedenken dat Dwaasheid, die ook nog eens een vrouw is, aan het woord was. (EvR)
|