Er is gegeven dat een 0,25 M NaCl-oplossing en een 0,25 M AgNO3-oplossing allebei een temperatuur van 21,0 °C hebben. Een molariteit van 0,25 M komt overeen met 0,25 mol/l, ofwel 0,25 mmol/ml, dus als je van beide oplossingen 20 ml bij elkaar voegt, komt dat neer op 20*0,25 mmol=5 mmol van beide stoffen. De temperatuur loopt hierdoor op tot 23,0 °C, dus er is een temperatuurstijging van 2,0 °C. De reactie die optreedt luidt:
Ag+(aq) + Cl-(aq) -> AgCl(s). Ga voor water uit van een soortelijke warmte van 4,18 J/(g*°C). We hebben in totaal 40 ml oplossing, waarin 5 mmol neerslag ontstaat, dus dit komt neer op een reactiewarmte van
40*4,18*2 J/5 mmol=40*4,18*2 kJ/5 mol=8*4,18*2 kJ/mol=16*4,18 kJ/mol=66,88 kJ/mol.
Dan nu de tweede opgave: de soortelijke warmte van lucht is 1,00 J/(g*K)=1,00 J/(g*°C) en de dichtheid van lucht is 1,2 g/dm3, dus 1 l lucht heeft een massa van 1,2 g. Bij een temperatuurstijging van 1,2*10-2 °C bedraagt de opgenomen warmte dan 1,2*1,00*1,2*10-2 J=1,44*10-2 J. 1,0 mol CO heeft een verbrandingswarmte van 2,83*105 J, dus het aantal mol CO is dan 1,44*10-2/2,83*105=14,4*10-3/2,83*105=5,09*10-8 mol. Bij 298 K heeft 1 mol CO een volume van 24,5 dm3=2,45*104 cm3, dus het aantal cm3 CO is gelijk aan 5,09*10-8*2,45*104=1,25*10-3 cm3, wat een volume ppm geeft van 1,25*10-3*106=1,25*103 volume ppm.
Met p=p0 wordt de standaarddruk (zie tabel 7 van Binas) bedoeld.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel
|