Je zal daarvoor van elke meetwaarde meerdere instanties moeten hebben. Met meerdere oordelen over 1 setje tweelingen/broers/zussen kun je het gemiddelde uitrekenen, dat telt dat (ongeveer) als telling voor "lijken deze twee op elkaar" maar als je b.v. een normale verdeling aanneemt kun je ook een standaardafwijking bepalen die het beste klopt bij jouw meetresultaten. De standaardafwijking zal dan toenemen als de oordelen verder uit elkaar liggen. Dat zegt in dit geval natuurlijk van alles over je resultaten. Bij een kleine standaardafwijking weet je vrij zeker dat ze inderdaad wel, niet of een beetje op elkaar lijken. Als je een grote standaardafwijking hebt, echter, houdt dat in dat sommigen ze wel op elkaar vinden lijken. Je moet dan eigenlijk voor zo'n setje concluderen dat er toch iets is dat sommige mensen een gelijkenis doet zien.
De vraag rest wel hoe veel jouw werkstuk om de wiskunde van zo'n onderzoek gaat en hoe veel om de andere factoren achter het onderzoek?
Als de wiskunde heel belangrijk is, help ik je graag met die kant. Anders kan je de gegevens in software stoppen die voor jou vanzelf de karakteristieken utirekent, wsl zelfs met meerdere parameters dan alleen gemiddelde afwijking, zoals bv de scheefheid. Zelfs als de wiskunde belangrijk is zul je waarschijnlijk software moeten gebruiken om je gegevens te processen.
Ik realiseer me nu pas dat dit niet echt slaat op de betrouwbaarheid.
Je kan er duidelijk andere mensen tussen zetten, respondenten die hier een gelijkenis in zeggen te zien zullen wel niet serieus bezig zijn.
__________________
"It is, in fact, nothing short of a miracle that the modern methods of instruction have not entirely strangled the holy curiosity of inquiry." - AE
|