Met dit gedicht weet ik het niet zo goed...
Het is donker.
de zon is er niet.
Tenminste niet zo
dat je haar ziet.
Het licht is weg,
het schuilt achter de wolken.
De wind steekt op
laat het water kolken.
Het waait geweldig,
Ja, enorm.
De wind wil woeden als een storm.
't wordt ontzettend koud.
Je voelt je heel erg oud.
Wilt liever niet lachen maar huilen.
Maar dan...
Als twee blinkende zuilen,
verwarmen twee lichtstralen de aarde.
Hun warmte heeft veel waarde.
De warmte neemt toe,
de kou verdwijnt,
en kijk naar de lucht:
de zon schijnt!

Mag ik even wat vragen?
Ik weet niet hoe dit in coupletten moet worden verdeeld.
Weten jullie dat?
Merci!