Het is eigenlijk een stuk uit mijn Levend Dagboek, maar wie weet kan het ook wel losstaand overleven.
- - -
Ach, de tandarts.
Zou je je moeten schamen als je op een donderdag het verhaal in de Donald Duck uitleest waar je maandag in begonnen was? Terwijl je je voorgenomen had indruk te maken op het gehele dorp door een boek van Tsjechow te lezen? Hoe moet je reageren als luidruchtige kinderen tegen je schenen schoppen om bij wat afgekloven speelgoed te kunnen komen? Mag je werkelijk boos kijken als niemand je vriendelijke groet bij het binnenkomen beantwoordt?
Ik heb mijn tandarts een hand gegeven. Nu al vier keer in totaal. Ik heb hem pas maandag leren kennen, mijn nieuwe tandarts, maar nu ik schud met hem vaker de hand dan met menig ander mens. Ik vraag me af of het hoort, om je tandarts een hand te geven. De eerste keer dat je er komt vast wel... ook al kan ik op de deur van zijn praktijk zijn naam lezen en ziet hij mij in de kaartenbak staan, toch stellen we ons aan elkaar voor. Hallo, dit hoofd hoort bij dat naambordje en dit hoofd hoort bij die kaart.
De tandarts krijgt dagelijks een heleboel mensen over de vloer, die hem allemaal een hand willen geven. Misschien daarom dat hij steeds andere handschoenen aanheeft. Nadat ik meneer Minnaar, mijn nieuwe tandarts, een hand gegeven had, mocht ik gaan liggen op zijn beste stoel. Hij klapte zoemend mijn hoofd tussen zijn benen, ik hoorde zijn buik rommelen en ik dacht dat ik pindakaas rook. Mijn tandarts komt uit Zuid-Afrika, maar zijn gezicht doet eerder denken aan het Oostblok. Het is een aardige man.
Wat hij precies gedaan heeft met mijn tanden weet ik niet, maar het had te maken met boortjes, plakkertjes, kwastjes, een straalpistool, watten, doorzichtige velletjes plastic en blaasinstrumenten. Ik waardeerde het dat mijn tandarts al zijn instrumenten op mijn borst legde, in plaats van op zijn eigen tafel. Ik voelde me er meer bij betrokken, op die manier.
Na twintig minuten was mijn tandarts klaar met mijn tanden. Hij zei me dat het ruw aan zou voelen, dat dat hoorde, en dat dit met het poetsen en eten wel zou slijten. Ik vroeg of ik op moest passen met eten, leek die ik ben. Hij zei stotterend dat ik alles mocht eten. Ik onderbrak hem en vroeg hem of ik alles mocht doen wat ik leuk vond. Dat mocht van mijn tandarts. Ik stond op en het duizelde me wat. Ik gaf mijn tandarts een hand, keek hem diep in zijn onplaatsbare ogen en bedankte hem hartstikke.
In de wachtkamer deed ik mijn jas weer aan, opzettelijk met mijn gezicht naar de mensen gericht. Het viel me op dat de meeste mensen het namelijk andersom deden. De reactie was miniem; niemand merkte mijn kwetsbare toenadering op. De buitendeur ging automatisch open en klapte bijna een paar tanden uit mijn mond.
- - -
LUH-3417
|