Opvallend is dat je het grondtal van de log niet noemt en dat is wel belangrijk.
Ga eerst uit van f(x)=ln(x). De primitieve is F(x)=xln(x)-x+C.
(Ik hoop dat dit bekend is en anders is het gemakkelijk na te gaan door F(x) te differentiëren)
Nu is log[a](x)=ln(x)/ln(a), a is hier het grondtal die aan alle eisen voldoet!
In je opgave is de constante 5 'van geen belang' voor de primitieve.
log[a](2x)=ln(2x)/ln(a)=(ln(2)+ln(x))/lna= ln(2)/ln(a)+ln(x)/ln(a),
De eerste term ln(2)/ln(a) is een constante, het gaat dus om ln(x)/ln(a)=1/ln(a)*ln(x) en de factor 1/ln(a) is hier weer een constante.
Hoe ga je nu om met constante termen en met constante factoren bij primitiveren???
Denk bv aan f(x)=5+x² de primitieve is 5x+1/3*x³+C (deze 5 is een term)
Denk aan f(x)=5x², de primitieve is 5/3*x³+C (deze 5 is een factor)
We krijgen dus met f(x)=5log[a](2x) als primitieve
F(x)=5(ln(2)/ln(a)*x+1/ln(a)(xln(x)-x)).
Opm: dit ziet er aardig ingewikkeld uit maar als je goed leert kijken is dit simpel!!!
Schrijf dit zorgvuldig uit met gebruikmaking van 'horizontale' breukstrepen.
Weet je nu wat 'termen' en 'factoren' zijn?
Succes
|