Dank voor je reactie, Lieke.
De 1e regel van de 2e strofe is inderdaad wat aan de lange kant, maar ik vond daar de beste plaats voor 'aureooltjes'. Je moet dit gedicht als in één ademtocht kunnen lezen, ietwat gehaast, dat heb ik getracht te bereiken.
De plek tussen of in de longen stel ik me voor als niemandsland, Storm, harde wind en met name de ruzies of meningsverschillen (oud zeer, vers gemis) die vaak gepaard gaan met hard geluid maken dat de trommelvliezen op knappen staan. Het dichthouden van neus en mond is daar een reactie op; het ontlopen van verdere problemen ofzo. Hoop dat je met deze uitleg iets kan?
Wat bedoel je er trouwens mee dat oud zeer en vers gemis er in hakt? Is dat positief of negatief?