Zijn vingers dansen. Zweven over het hout, voeren een ritueel uit. Af en toe dwaalt er één af, om zich daarna weer snel bij de rest te voegen. Samen dansen zijn vingers een volksdans. Zijn middelvinger heeft de meeste solo’s en voert de meest krachtige stukken uit. Lange mooie vingers, volwassen vingers met fijne haartjes.
Zijn huid is dik en rimpelig van de zovele koude winters die hij heeft meegemaakt. Mijn ogen dwalen af. Zijn muziek klinkt, nee, schuift min mijn oren. Het glijdt naar binnen, draagt zijn emotie mee. Voert ze direct naar mijn hart en hangt een scherm voor mijn ogen. Alles ziet er wazig uit.
Ik kijk naar hem. Ik kijk naar een gezicht dat ervaring meedraagt. Rossig haar, kleine rimpeltjes bij zijn ogen. Een klein baardje, snorretje… dunne polsen, ongewoon dun voor een man, smalle benen met nette schoenen.
Het lichaam van een volwassen man, maar de pretoogjes van een jongen van acht. Hij kijkt naar zijn eigen handen, net of hij, zoals ik, ook niet kan geloven dat zoiets moeilijks er zo gemakkelijk uit kan zien. Bij elke haast onmogelijke danspas van zijn vingers kromt hij zijn lichaam en knijpt met zijn ogen.
Ik zie de kleine deukjes in de toppen van zijn vingers, voel eraan: “Doet het pijn?”. “Niet meer”, zegt hij.
Even later rusten die vingers eindelijk, die vingers van klei, van was. Diezelfde magische vingers, die een spoor van muziek achterlieten waar ze dansten, rusten op mijn knie. Zachtjes. Door die aanraking stroomt een beekje van warmte mijn lichaam in. In mijn bovenbenen is het een smalle rivier. In mijn kruis is het een meertje en in mijn wangen laat de warmte mijn bloed koken. Ik weet dat ik bloos.
kritiek is erg welkom