Allereerst: leuke titel; mooi met cijfers / woorden gespeeld

! Hoe komt het dat je alle regels met een hoofdletter begint? Dat vind ik ietwat storend lezen, al is het geen ramp

.
I
Metrisch gezien vind ik deze niet altijd even goed lopen, met name in deze zinnen mis ik wat lettergrepen:
In de mistige schimmen,
Is een vader aanbeland.
Terwijl de lichten dimmen, (hier mis ik één lettergreep, bijv. 'dan' tussen 'lichten' en 'dimmen')
Pakken we zijn levenloze hand,
Ploegen door het levenszand,
En zien dezelfde (dit woord vind ik er metrisch niet in passen; ik struikel er telkens over) schimmen.
Niet onze schaduwen,
Maar wel ons verdriet,
Achtervolgt ons op de weg,
Van verstand naar het niet.
Bij de laatste zin heb ik het idee dat je deze woorden hebt gebruikt alleen maar om niet/verdriet. Ik vind nl. altijd dat een weg wel naar 'iets' leidt; maar dat is ook meer een persoonlijke voorkeur. Verder vind ik dit gedicht moeilijk te volgen; ik ben nog niet helemaal aan de inhoud uit.
II
Het is twaalf voor één,
De dood klaagt steen en been,
Want het was de mens die hem verried,
Hij heeft genezing voor de dood gevonden,
Voelt zich nooit meer gebonden, (hier mis ik één of twee lettergrepen)
En verkoopt hem aan wie het hoogste bied.
Ik vind de verwoording niet zo goed, maar de inhoud des te beter: de moderne maatschappij heeft overal middeltjes enz. voor, en het draait daarbij allemaal om geld. Zoiets

?
III
Praktisch is het onmogelijk om te winnen in het leven,
De dood treft ons allemaal. (ik zou een komma plaatsen na 'ons')
Theoretisch denk ik dan vaak even,
Ging iemand maar met die van mij aan de haal.
Haal/allemaal vind ik wat gedwongen gerijmd, maar verder is het een leuk gedicht, vooral de zin 'Theoretisch denk ik dan vaak even'; leuk ook die dubbelheid; theoretisch - denken.
IV
De wering zakt langzaam voor het raam,
Laat de zon alvast ondergaan,
Veel te vroeg,
Het is pas twaalf voor één.
Ik vind deze niet zo goed; de vierde zin komt eigenlijk wat te snel; het is dan wel weer leuk dat er staat 'veel te vroeg'; alsof het expres zo is gedaan.
V
Er was een man die schreef,
Dat de messen zijn geslepen.
Ik weet dat hij daarbij bleef,
Hij hakte zich in repen.
Er is een vrouw die waadt,
Al zoekend door de duisternis,
Het is haar man die baadt,
In de ronde waterval.
Ik vraag mij af, wie het gelukkigst is.
Erg sterk; ik zie de aansluiting op het vorige gedicht niet helemaal, omdat dit meer een voorbeeld / situatieschetsing is, maar toch is deze erg sterk! 'baadt/waadt' vind ik wederom wat te gedwongen, maar de laatste zin maakt alles goed; mooie overweging

.
VI
De telefoon rinkelt,
Mijn vriend neemt op,
En legt, ongeïnteresseerd,
De hoorn weer op de haak.
De dode toon,
Verstikt in het net. Wauw, deze is wel erg goed; anders van toon dan de voorgaande gedichten, dit is eigenlijk precies de vorm die mij aanspreekt in een reeks als deze. 'De dode toon, verstikt het net.': een hele goede plaatsing van deze zinnen, echt een climax in het gedicht vind ik!
VII
Er was een hamer die een timmerman bezat,
Dreunend sloeg hij daarmee de spijker op zijn kop,
Door het sidderende tafelblad,
Waarin reeds honderden spijkers staken.
Het blad werd bedroefd en bad,
Voor de spijkers die nog in het bakje lagen.
Leuk, maar niet echt passend in de rest: ik vind dit meer een grappig gedicht, terwijl de andere gedichten veel serieuzer/weemoediger van toon zijn: dit gedicht is juist erg ironisch eigenlijk. Toch een leuk weergeven inhoud/onderwerp; ik denk dat ik dit gedicht, na VI, de leukste vind, om zijn originaliteit.
VIII
De wijzers van
Mijn horloge staan stil.
Weemoedig zie ik hoe kil,
Een moeder kan
Omgaan met lege batterijen.
Dezelfde vorm als VI, maar toch wat minder qua uitwerking: stil/kil vind ik erg sterk, en de inhoud is wel aardig, maar spreekt me verder niet echt aan. Bovendien snap ik hem niet helemaal; het horloge van de ik-persoon is toch meer diens eigen verantwoordelijkheid?
IX
Schelpen breken,
Ik loop al weken,
Langs de waterlijn.
Het zou wat zijn,
Als de mensen naar mij keken.
a a b b a; leuk rijmschema! Toch vind ik dit gedicht verder niets; de eerste drie zinnen bouw je de spanning goed op, maar de laatste zin vind ik eigenlijk niet 'toereikend voor de rest van het gedicht'.
X
Ik open de poorten naar de leegte,
Waar een zwijgende menigte,
Een kerkelijke buiging maakt.
Je legt je hand op mijn schouder,
Ik bedenk: jij wordt nooit meer ouder,
En blijft dus voor altijd volmaakt.
Een érg goed gedicht: de derde à tweede beste van deze reeks vind ik. 'Ik bedenk: jij wordt nooit meer ouder' is een hele krachtige, mooie zin. Verder is vooral de eerste strofe erg beeldend, en vind ik het erg sterk dat je in de tweede strofe ineens de confrontatie aangaat, als je snapt wat ik bedoel. Ik ben nog even in twijfel over wat je met de tweede strofe precies wil zeggen i.v.m. de eerste, kun je me dat uitleggen?
XI
Als iemand één sigaret rookt,
Moet je hem dan manen tot stoppen?
Als iemand anderen opstookt,
Moet je dan meteen terugschoppen? (deze zin vind ik ietwat geforceerd in vergelijking met de rest vd strofe; om de vorm constant te houden moest hier wel een dergelijke vraag, daarom komt het denk ik over alsof deze erbij is gezet meer omdat het móet, dan dat het iets toevoegt)
Als een doodzieke niest,
Stelt men dan “gezondheid” op prijs?
Als je weet dat je verliest,
Is vechten dan eigenwijs?
De eerste strofe vind ik niet zo geweldig, maar de tweede is qua inhoud zeker erg sterk. Echt een gedicht dat je aan het denken zet: niet alleen door de vraagstelling, maar ook doordat het een scherpe vraag is

.
XII
Hand in hand,
Te wachten op de trein.
Zo verwant,
Samen met mijn vader zijn.
Ik kan genieten,
Hoef nog niet, dus nooit, los te laten.
Totdat je hem plotseling ziet,
En we samen de trein haten.
Je vingers glijden weg,
Raken mijn toppen niet eens meer.
Ik hoor dat ik zeg:
Tot de volgende keer.
Alleen, samen met jou,
Bezien hoe hij gillend binnen schuift,
Geluidloos zeg je “ik hou van jou”,
Als je me nog één keer nawuift.
Het zal er prachtig zijn,
Wanneer de deur dan dicht klapt.
Want de dood is de trein,
Waar iedereen in stapt.
Mooi; ik kan niet anders zeggen. Geen taaltechnisch hoogstandje, maar gewoon erg mooi en ontroerend... beeldend; qua inhoud erg goed bedacht en verwoord...