|
Hey.. Ik heb de onderstrepingen samengevat, die heb ik hier.
Hoofdstuk één
- Wetenschappers ontdekten nieuwe werelden in microscopen en telescopen.
- De nieuwe tijd werd de Renaissance genoemd: de wedergeboorte van de oudheid.
- De humanisten twijfelden niet aan god, maar vonden wel dat de mens een zelfstandig wezen wat.
- Volgens Luther moest de bijbel uit het Latijn vertaald worden in het Duits, zodat iedereen het boek kon lezen.
- De reformatie of hervorming was een feit en Europa had voortaan twee christelijke religies: de katholieke en de protestantse.
- De Nederlanden kwamen uit de opstand tevoorschijn als de republiek der Verenigde Nederlanden.
- De republiek was een nieuwigheid en de Nederlanders waren machtig en schatrijk, wat tot nodige jaloezie leidde.
- De Nederlanders hadden hun oog laten vallen op een eilandenrijk dat wij nu kennen als Indonesië. De specerijen van deze eilanden brachten kapitalen op en om die reden waren de Hollanders niet de enige belangstellenden.
- De verlichting bracht in Frankrijk het einde van het ‘’ancien Régime’’ (het absolute koningschap. (De Verlichting: Een jonge generatie Franse onderzoekers dachten na over staatkunde en samenleving, burgers en opvoeding, godsdienst en wetenschap. Dankzij hun werk wordt de achttiende eeuw nog altijd de verlichting genoemd)
- De Franse gelijkheidsdroom ging samen met een naakt streven naar macht. In 1795 vielen Franse legers de Nederlanden binnen., stelden een democratische burgerregering aan en maakten daarmee een einde aan het bestaan van de republiek.
- Ongeveer halverwege de 15e eeuw ontdekte Columbus een nieuw continent, Amerika.
- Fernando de Magelhaes voerde in 1520 voor het eerst rond de wereld. Nederlandse zeevaarders volgden. Een van de eerste Hollandse wereldreizigers was Jan Huygen van Lindschoten
- In 1598 vertrok er een tweede vloot naar Azië, in dienst van de Oude Compagnie in Amsterdam. Deze tocht was, in tegenstelling tot de eerste, wél succesvol. Rijkbeladen kwamen de schepen terug in Amsterdam. De lading bracht ongeveer ander half miljoen gulden op..
- Portugezen, Engelsen en Spanjaarden toonden grote belangstelling voor de Indonesische specerijen, ‘’het goud van Azië’’. De concurrentie was fel en de Hollanders waren bepaald niet geliefd bij de concurrenten.
- De verenigde Oost-Indische compagnie, de VOC, kreeg als hoofddoel het maken van zo veel mogelijk winst. Om dat mogelijk te maken verleenden de Staten-Generaal, het hoogste bestuursorgaan van de Republiek, een monopolie (alleenrecht) aan de VOC.
- Rond 1625 was de VOC uitgegroeid tot de grootste handelsfirma ter wereld.
- De VOC richtte zich in de beginjaren vooral op de Molukken, Java en Sumatra. Op de Molukken, de eilandengroep in het oostelijk deel van de archipel, groeiden specerijen die nergens anders in Azië voorkwamen: kruidnagelen, nootmuskaat en foelie, peper groeide op Sumatra en Java. Tot de meest winstgevende specerijen behoorde de nootmuskaat, die met het vruchtvlies, foelie, een twee-eenheid vormt. De VOC hield zich ook bezig met de handel binnen Azië. Om deze inter-Aziatische handel te regelen werden overal factorijen (handelsposten) opgericht
- Een vermogen werd verdiend met de handel in opium.
Iedereen kon participeren in het bedrijf(VOC),van een minimale storting was geen sprake.
- De Compagnie kreeg veel problemen. In de loop van de 18e eeuw ging het er slechter mee. Over de oorzaken van het verval wordt tot op het heden gesproken. Genoemd kunnen in ieder geval worden: de corruptie binnen de VOC, de Britse concurrentie en het toenemende kapitaalgebrek.
- Corruptie in het eigen bedrijf was iets waarde VOC al vanaf het begin mee te maken had, maar in de 18e eeuw groeide dit uit tot een groot probleem. Dit had te maken met de lage lonen die werden uitbetaald.
- Vanaf het einde van de 17e eeuw streefde Groot-Brittannië de Republiek economisch en militair voorbij.
- Het derde probleem waar de VOC in de 18e eeuw mee kampte, was het gebrek aan voldoende kapitaal, nodig voor de financiering van de handel.
- Volgens de patriotten konden de problemen alleen worden opgelost als het landbestuur drastisch veranderde. Nog altijd werd het land immers bestuurd door een kleine elite van regenten, die nieuwe bestuurders telkens uit hun midden aanwezen. Aan deze oligarchie – een regering van weinigen – moest een einde komen; het was tijd om de Republiek democratischer te besturen.
- In de nieuwe Bataafse Republiek kregen de patriotten het voor het zeggen. Dit had ook gevolgen voor de VOC. De patriotten uitten scherpe kritiek op de corruptie in de VOC en op het gebrek aan speelruimte voor de vrijhandel in Indië.
- De VOC kon optreden als een zelfstandige staatsmacht en had zelfs het recht een oorlog te verklaren.
- In het octrooi van 1602 stond uitdrukkelijk dat de compagnie zelfstandig verdragen mocht sluiten met de inheemse vorsten in de archipel.
- De Molukkers sloten op basis van gelijkwaardigheid een verdrag met de VOC, waarbij dienst moest leiden tot wederdienst. Dit noemde de VOC het contingentenstelsel, want in ruil voor steun kreeg ze een vastgelegde hoeveelheid (‘’contingent’’) van een handelsproduct.
- Op religieus gebied liet de VOC de Indische samenleving met rust. De voor het merendeel islamitische bevolking werd niet geplaagd door zendelingen of missionarissen.
Hoofdstuk twee
- Herman Willem Daendels verving het oude VOC-bestuur door een modern systeem van betaalde ambtenaren. Deze overheidsbeambten moesten direct controle gaan uitoefenen over de voormalige VOC gebieden.
- Daendels hield geen rekening met de lokale Javaanse dorpshoofden.
- Daendels voerde een bestuurlijke herindeling door, die Java verdeelde in negen districten.
- Meteen na zijn aankomst begon Daendels aan een enorm project: de aanleg van een verbindingsweg dwars over Java. De grote Postweg.
- Na Daendels kwam Raffles. In grote lijnen nam Raffles de bestuurlijke veranderingen van Daendels over. Ook hij wilde een modern en direct bestuurssysteem waarbij de Javaanse hofoden en vorsten een flink deel van hun macht moesten inleveren.
- De boeren mochten voortaan voor zichzelf de grond bewerken. De opbrengst van hun land mochten zij houden, mits zij belasting betaalden aan de staat. De hoogte van deze belasting, de landrente, was afhankelijk van de soort grond en het gewas.
- Na Raffles kwam Van der Cappelen. Hij had van koning Willen I de opdracht gekregen het liberale beleid van Daendels en Raffles voort te zetten. In feite betekende dit dat het experiment van Raffles met de landrente nu in de praktijk moest worden verwezenlijkt.
- Gouverneur-generaal Johannes van den Bosch ontwikkelde het cultuurstelsel om de kolonie weer winstgevend te maken. In dit plan was een hoofdrol weggelegd voor de Nederlandse staat, particuliere ondernemers speelden slechts een onbeduidende bijrol. In het cultuurstelsel waren sporen terug te vinden van de methodes van de VOC, van Raffles en van Van der Capellen.
· De Javaanse boeren werden verplicht een vijfde van hun grond te beplanten met door het gouvernement bepaalde exportgewassen (cultures).
· In ruil voor dat kregen de boeren een eenzijdig vastgesteld plantloon, dat afhing van de hoeveelheid geleverde cultures.
· De boeren bleven verplicht landrente te betalen.
· De herendiensten bleven verplicht.
· De controle op het cultuurstelsel en de inning van de landrente kwamen in handen van plaatselijke dorpshoofden, die op hun beurt verantwoording verschuldigd waren aan Nederlandse controleurs.
- Het koloniale bestuur beperkte zich vanwege problemen tot het oppertoezicht, terwijl uitvoerende taken werden overgelaten aan de inheemse adel. Dit tweedelige of dualistische bestuursstelsel bestond uit het Nederlandse Binnenlands Bestuur en het Inlands bestuur.
- Het bezit van een kolonie en de overheersing van een vreemd volk werden gerechtvaardigd door de eigen beschaving boven die van de inheemse bevolking te plaatsen. Het superieure Europa zou de taak hebben de kinderlijke kleurling beschaving bij te brengen. De onmondige inheemse bevolking van Nederlands-Indie was nog lang niet in staat zichzelf te besturen en moest dankbaar zijn voor de blanke leiding.
- De Europeanisering werd duidelijk merkbaar. De naam Indie verdween, voortaan werd gesproken van Nederlands-Indie en de bevolking maakte kennis met Hollandse boekwinkels, restaurants, scholen en sportclubs.
Hoofdstuk 3
- In de tweede helft van de negentiende eeuw veranderde het kolonialisme van karakter, toen de Europeanen de binnenlanden van Azie en Afrika wel in beslag begonen te nemen.
- Velen dachten dat het veroveren van koloniën gunstig was voor de Europese economie. Als gevolg van de industriële revolutie had Europa geen behoefte aan grondstoffen.
- Deze politiek van onthouding was geboren uit noodzaak. Het bestuur beschikte over onvoldoende soldaten en bovendien zou het batig slot in gevaar kunnen komen.
- Tegen het einde van de negentiende eeuw maakte de onthoudingspolitiek plaats voor een sterke expansie in de richting van de buitengewesten. Tussen 1890 en 1918 breidde de Nederlandse invloed zich uit tot het grondgebied van het tegenwoordige Indonesië. Wetenschappers brachten nog onbekende gebieden in kaart en zij werden gevolgd door de ondernemers.
- De regering noemde de acties geen oorlogen, maar gebruikte liever de verzachtende term ‘’pacificatie’’ (herstel van vrede)
- Sumatra was nog maar gedeeltelijk onder Nederlandse controle gebracht en de regering vond dat de gewijzigde omstandigheden uitbreiding van haar gezag noodzakelijk maakten. .
- Snouck Hurgronje ontwierp voor de regering een nieuw verdragsmodel dat de betrekkingen met de vorsten moesten regelen. In deze korte verklaring erkende een vorst de Nederlandse soevereiniteit en beloofde hij opdrachten van Nederlandse kant trouw uit te zullen voeren.
- De liberalen verafschuwden de grote staatsinvloed in het Cultuurstelsel. Zij wilden Nederlands-Indie openstellen voor het particulier initiatief, het vrije ondernemersschap.
- Een aantal wetten maakte langzaam maar zeker een einde aan het cultuurstelsel. Gezamenlijk luidden deze wetten een nieuwe, liberale periode in:
· De Mijnwet (1850) maakte het voor particulieren mogelijk in Indie naar bodemschatten te zoeken.
· De suikerwet (1870) regelde de geleidelijke afschaffing van de verplichgte suikercultures op Java.
· De Agrarische wet van de Waal (1871) gaf particuliere ondernemers de kans land te pachten.
- Het liberale tijdperk veranderde Nederlands-Indie voorgoed. Was in de tijd van de VOC en het cultuurstelsel de kolonie zelf het economisch middelpunt, in de tweede helft van de negentiende eeuw verschoof het zwaartepunt naar het moederland.
- In 1888 werd de Koninklijke Pakketvaart Maatschappij (KPM) opgericht. Een particulier bedrijf dat dankzij een overheidscontract een monopoliepositie kreeg.
- De inheemse boeren begrepen het nu vanj de geldeconomie steeds beter, evenals het daaraan verbonden systeem van betaalde arbeid.
- In 1902 werden in heel Nederlands-Indie de herendiensten afgeschaft.
- De overproductie van suiker leidde tot een scherpe daling van de prijzen op de wereldmarkt.
- De crisis trof Java het hardst omdat hier in het laatste kwart van de eeuw de bevolking explosief toenam.
- De economische crisis leidde haast onvermijdelijk tot sociale onlusten, Jave was in deze jaren het toneel van een aantal opstanden.
Hoofdstuk 4 a
Vele tijdgenoten van Multatuli waren het met hem eens dat het koloniale beleid teveel gericht was op economisch voordeel. In plaats van de kolonie te beschouwen als een melkkoe, zou er meer aandacht moeten worden besteed aan de Inlandse bevolking.
- Volgens Abraham Kuiper, had Nederland de plicht de inheemse bevolking op te voeden tot meer zelfstandigheid. Deze voogdijgedachte is treffend in steen uitgebeeld op de gevel van eht Centraal Station van Amsterdam.
- De ethische politiek stelde zich ten doel Indie een onafhankelijker positie ten opzichte van Nederland te geven. Voorwaarde daarvoor was dat de Nederlanders meer zouden samenwerken met de inheemse bovenlaag. Dit principe van associatie (samengaan) zou op langere termijn moeten leiden tot een nieuwe koloniale cultuur. De belangrijkste beleidspunten van de ethische politiek waren:
· Financieel moest Indie zichzelf kunnen bedruipen.
· Het bestuur in de buitengewesten moest worden uitgebreid.
· Door middel van scholing moest de inheemse bevolking worden geëmancipeerd.
· De decentralisatiewet van 1903 wilde de bevolking medezeggenschap geven over het bestuur. In de praktijk kregen slechts weinig inheemsen een plaats in de ingestelde plaatselijke en regionale bestuursraden.
· Met de instelling van de volksraad in 1916 kreeg de inheemse bevolking enige inspraak op centraal niveau. Veel invloed kreeg dit parlement niet.
· Om de ethische politiek uit te voeren, werd het aantal departementen uitgebreid.
- Er werd kapitaal uitgetrokken voor het verstrekken van agrarische kredieten aan de boeren, het landbouwareaal werd vergroot door irrigatieprojecten en de infrastructuur werd verbeterd.
- Hoewel klein in aantal, hebben missionarissen en zendelingen veel humanitair werk verricht in de archipel; zij stichtten scholen en ziekenhuizen, steunden de bevolking bij epidemieën door middel van vaccinatieprogramma’s en gaven voorlichting over de verbetering van hygiënische omstandigheden in de desa’s.
- Voor- en nadelen onderwijs: Het nieuwe onderwijsbeleid boekte op het gebied van de bestrijding van analfabetisme enige successen. Hoewel in 1940 nog altijd ene overgrote meerderheid van de bevolking analfabeet was ging van de kinderen toch al 40 % naar school De bevordering van het onderwijs had nog een gevolg dat de Nederlanders niet wensten, maar ook niet konden tegenhouden. Onderwijs maakt kritisch en kritische mensen gaan over hun eigen situatie nadenken.
- Kartini groeide in haar vaderland uit tot een symbool van vrouwenemancipatie.
- De zwakte van de koloniale economie lag in haar eenzijdigheid. Zoals de meeste andere Europese koloniën in Afrika en Azië exporteerde Nederlands-Indie vooral agrarische producten van industriële activiteit was nauwelijks sprake. Deze eenzijdige ontwikkeling maakte de kolonie kwetsbaar voor prijsschommelingen op de wereldmarkt. Een prijsdaling in de jaren 20 had al voor een korte crisis gezorgd. In 1929 markeerde de beurskrach van Wallstreet het begin van de grote crisis van de jaren 30. ook Nederlands Indie zou niet ontkomen aan de gevolgen van de economische rampspoed.
- De grote crisis betekende een drama voor de economie van Nederland-Indie en het dure beleid van de ethische politiek.
- De overheid moest ingrijpen en het drastische middel daartoe was de aanpassingspolitiek. Dit nieuwe, planmatige beleid hield in dat de overheid zich richtte op de aanbodkant van de economie. Colijns idee was dat de lonen en prijzen moesten dalen tot er weer sprake was van een evenwicht.
- De aanpassingspolitiek had voor de economie van Nederlands-Indie grote nadelen. Terwijl de prijzen van de exportproducten daalden, werden importartikelen steeds duurder.
- Ten slotte had Nederlands-Indie last van het feit dat Colijn lange tijd vasthield aan de vaste goudwaarde van de Nederlandse en Indische gulden.
- De petitie Soetardjo werd aangenomen met 26 stemmen voor en 20 stemmen tegen.
- Pas in 1938 kreeg de volksraad antwoord: De regering wees de petitie Soetardjo van de hand, zonder met een constructief eigen voorstel te komen.
Hoofdstuk 4 b
- De razendsnelle capitulatie van het koloniale leger en het Nederlandse bestuur bij de Japanse inval in 1942 sloeg het beeld van de onoverwinnelijke blanken voorgoed aan diggelen.
- De Japanse bezetting bevorderde de emancipatie van de Indonesische bevolking. De Japanners namen de hoogste bestuursfuncties zelf over, maar schakelden op lagere niveaus Indonesiërs in.
- Omstreden is nog altijd de oproep van Soekarno aan de bevolking zich als dwangarbeiders – Romusha’s- in te zetten voor Japan.
- Op 17 augustus 1945 liet Japan aan Soekarno weten dat het bereid was om na 18 augustus de soevereiniteit aan de nationalisten over te dragen. Zo ver kwam het niet, want het Japanse leger capituleerde op 15 augustus. Twee dagen later op 17 augustus riepen Soekarno en Hatta alsnog de onafhankelijke republiek Indonesië uit.
- Nederlands-Indie bevond zich tussen de Japanse capitulatie in augustus 1945 en de komst van de eerste Nederlandse soldaten in mei 1946 in een machtsvacuüm. Deze chaotische, onzekere tijd wordt in Indonesië de Bersiap-periode genoemd.
- Onder leiding van luitenantgouverneur-generaal van Mook begonnen de gesprekken, die in 1946 leidden tot het akkoord van Linggadjati. In dit verdrag erkende Nederland het gezag van de Republiek Indonesie op Java, Madoera en Sumatra. De republiek beloofde op haar beurt mee te werken aan de vorming van de Verenigde Staten van Indonesie. Dit zou een federatieve staat worden bestaande uit drie gelijkwaawrdige deelstaten: Borneo, Oost Indonesie en de Republiek Indonesie. Nederland en de Verenigde staten van Indonesie zouden gaan samenwerken in een staatsrechtelijke unie.
- Op 21 juli 1947 begon met operatie product de eerste politionele actie tegen de republiek.
- In de veiligheidsraad van de Verenigde Naties werd de actie veroordeeld.
Hoofdstuk 5 - Zonder Indie zouden de wederopbouw en de welvaart ernstig in gevaar komen en zou Nederland tot de rang van Denemarken afglijden. Indie verloren, rampspoed geboren, dat was wat men dacht.
- De werkelijke welvaart voor Nederland heeft zich aangediend nadat we Indie niet meer hadden. Indie bleek helemaal niet de basis van ons bestaan te zijn ook al becijferden economen dat we niet zomaar zonder konden.
|