Politiek en Ruimte
Hoofdstuk 1
Paragraaf 1
Territorium = voor mensen afgrensbaarheid, identiteit (cultuur) en exclusiviteit (alleenrecht).
Territoriale conflicten = conflicten die ontstaan omdat groepen elkaars territorium niet respecteren.
Er zijn 3 soorten territoriale conflicten:
• Regionalisme: niet echt een scheiding, slechts meer zelfstandigheid / autonomie.
• Separatisme: bevolkingsgroep wil afscheiden en een eigen onafhankelijke staat vormen.
• Irredentisme: Bevolkingsgroep wil zich bij dezelfde bevolkingsgroep in een ander land aansluiten.
Territoriale conflicten gaan over:
• Grenzen van een gebied
• Identiteit van een gebied
• Zeggenschap over een gebied
Regionaal bewustzijn = de verbondenheid en identificatie van mensen met een bepaald gebied of territorium. Factoren:
• Sociaal-culturele factoren
• Economische factoren
• Politieke factoren
• Ruimtelijke kenmerken
• Relationele kenmerken
• Bevolkingskenmerken
• Gebiedskenmerken
Politiek-ruimtelijke organisatie van een gebied:
• Staatsvorm: bondsstaat (federatie) en eenheidsstaat
• Bestuursvorm: democratisch en dictatoriaal
Territoriale conflicten ontstaan als:
• Het regionaal bewustzijn en Politiek-ruimtelijke organisatie niet met elkaar samenvallen
• Het regionaal bewustzijn sterk is en de politiek-ruimtelijke organisatie een sterke invloed heeft.
Territoriale conflicten oplossen:
- Maatregelen om het regionaal bewustzijn aan de politiek-ruimtelijke structuur aan te passen:
• Gedwongen migratie: etnische zuivering: een groep met een afwijkend regionaal bewustzijn wordt in de overheersende groep geplaatst.
• De overheersende groep wordt bevorderd te migreren naar een dunbevolkt gebied. Hierdoor wordt de oorspronkelijke groep een minderheid.
• De cultuur van een groepering verbieden of onderdrukken.
- Politiek-ruimtelijke structuur aanpassen aan het regionaal bewustzijn (dmv. Regionalisme, separatisme en irredentisme de grenzen aanpassen) Voorwaarden:
• De nieuwe grenzen moeten daadwerkelijk samenvallen met het regionaal bewustzijn van de bewoners
• Het nieuwe territorium moet economisch levensvatbaar zijn
- Decentralisatie = aan één bevolkingsgroep binnen een gebied rechten toekennen.
Zelfbeschikking = bevolkingsgroepen krijgen bepaalde rechten, zo kunnen er meerdere bevolkingsgroepen bij elkaar leven en onderwijs en culturele voorzieningen zelf regelen.
Gevolg van deze twee maatregelen is dat de bevolking zelfstandiger wordt en de rechten van minderheden worden gegarandeerd.
Hoofdstuk 2
Mobiliteit = het geheel van verplaatsingen van een bevolkingsgroep
Verplaatsingspatronen = het ruimtelijke patroon van verplaatsingen van individuen of personen binnen een bepaald tijdsbestek.
Meervoudige verplaatsing = aaneensluitende serie van verplaatsing naar verschillende bestemmingen.
Pendel = Verplaatsing tussen woon- en werkplaats (andere gemeente)
Politiek-ruimtelijke organisatie van Nederland: Rijk – Provincies – Gemeenten: politiek en ruimtelijk.
Gemeentelijke herindeling = gemeenten opheffen en samenvoegen tot grotere gemeenten. Dit is schaalvergroting, waardoor de bestuurskracht van de gemeenten toeneemt.
Regionale identiteit = Het eigene van een groep mensen die in een bepaald gebied woont, erkend door henzelf of anderen.
Sterk verspreide bewoning levert problemen op:
- Nog meer mobiliteit en files
- Aantasting van natuurgebieden en waardevolle landschappen
- Problemen met de bereikbaarheid van voorzieningen
- Onmogelijkheid een efficiënt openbaar vervoer te organiseren
Ruimtelijk gedrag = Het geheel van verplaatsen van individuen binnen een bepaald tijdsbestek.
Een geograaf stelt de volgende vragen bij herindeling:
- Functionaliteit: Lijkt het voorstel functioneel als je kijkt naar het ruimtelijk gedrag van bewoners en bedrijven? Dus: komen er meer verplaatsingspatronen binnen één samenhangend bestuurlijk kader? Zijn er ruimtelijke problemen die nu beter aangepakt kunnen worden?
- Regionaal bewustzijn: Doet het voorstel recht aan het regionale bewustzijn van de betrokken bevolking?
- Fysiek ruimtelijke structuur: Houdt het voorstel rekening met de fysiek-ruimtelijke structuur in het gebied?
(=ruimtelijke inrichting van een gebied en de samenhang daarbinnen)
Hoofdstuk 3
Handelsbelemmering = Maatregel die de vrije export van goederen naar landen beperkt.
Regionale specialisatie = in een gebied wordt van een bepaald product meer geproduceerd dan in andere gebieden. Dit ontstaat in de EU wanneer er een relatief voordeel (lagere transportkosten, klimaat, infrastructuur, gunstige ligging, betere know-how, lagere lonen, geschikter landschap) op een bepaald terrein bestaat ten opzichte van andere gebieden binnen de EU
Nederland is een doorvoer en distributieland.
Landen binnen de EU werken samen om sociaal-culturele, economische en politieke redenen.
De EU is een exclusieve economische zone = Gebied waarin landen privileges hebben die niet gelden voor landen buiten dat gebied.
Protectionisme = producten die in het buitenland goedkoper zijn, worden belast zodat ze even duur / duurder worden. Dit wordt o.a. gedaan voor de bescherming van de werkgelegenheid.
|