Verloren is hij, tussen oceanen
van wit linnen en matras
Verlaten door degene die hem
dierbaar was
En die hij nooit meer op zijn pluche wijze
kan beminnen
Zijn ogen dof; vaak van de trap gevallen
lichtzinnig losgelaten door een kinderhand
Het vale rooie strikje rond zijn nek;
niet tegen pindakaas en kindertraan bestand
Dat woelig leven is voorbij, hij kan nu rusten
Door woedend huilen van zijn kind
wordt hij niet teruggebracht
Zij zal vergeefs en eeuwig bij de balie staan
en vragen
'Ligt mijn teddy nog in kamer honderd-acht?'
__________________
Sorry I couldn't read your mind.
|