De opmaak is ietwat lastig om te kopiëren, maar desondanks toch de poging. Comments en positieve kritiek zijn van harte welkom:
Beantwoording eindtermen Examen filosofie
Hoofdstuk I
Filosofische inbedding van de ethiek
-Kwaliteit van het denken
-Praktische filosofie, m.b.t. haar object en haar doel
-Normatieve discipline
-Verschil menselijke en niet-menselijke werkelijkheid
Verschillende vormen van ethiek
-Deontologisch: het handelen zélf moet
-Teleologisch: het handelen staat in teken van een hoger doel
-Consequentialisme: de gevolgen
-Gezindheidsethiek: de intentie
-Diskurs-Ethik: rationeel aspect van menselijk handelen
-Theory of moral sentiments: morele gevoelens
-Aspect van moraal: waarde-ethiek en deugdethiek
Verklaren deugdethische benadering. Onderscheid poièsis, praxis en morele praxis.
-Poièsis: het handelen gaat om het maken van iets (een doel)
-Praxis: het doel zit in de handeling zelf.
-Morele praxis: een activiteit is moreel wanneer die deel uitmaakt van de omvattende praxis van het leven.
-Deugdethiek is niet louter egoïstisch; het geluk van anderen bepaalt het eigen geluk; je hebt mensen nodig in je praxis; leven kan ook het ‘leven van de gemeenschap’ zijn.
Hoofdstuk II
Relatie normen, waarden en deugdethiek
-Normen zijn objectief (ze bestaan) en negatief. Ze geven minimaliteit (ondergrens) aan. Ze dagen uit tot overtreding.
-Waarden zijn positief, en formuleren een maximum. Ze zijn subjectief
-De deugd kan waarden en normen combineren. De deugd is te oefenen. (Voorbeeldigheid, het midden zoeken)
Pluralisme en relativisme i.v.m. keuzevrijheid
-Pluralisme: enorm veel morele opvattingen, waaruit we kunnen kiezen.
-Relativisme: het maakt niets uit wat we doen
-Morele motivatie: Utilisme; in het belang van iedereen of de meesten. Kantianisme: geldt voor iedereen (redelijkheid).
Hoofdstuk III
Teleologische begrip van het menselijk leven (doel, wezen, geschiktheid, deugd en geluk)
-Handelingen kunnen er zijn om doelen te behalen. Het hoogste doel is de praxis van het leven in het algemeen
-Mens heeft net als natuur een doel. In de natuur is alles volmaakt, als dat niet zo is dan zijn het slechts misvormingen
Positie van Aristoteles tussen Plato en Nietzsche
-Plato: De rede is het belangrijkst. Het doel van het leven is om geheel rede te worden
-Nietzsche: De rede is een ziekte. Ze berooft de natuur van haar rijkdom. Het doel van het leven is om jezelf los te maken van de rede, zodat je niet-vastliggende natuur vrij komt.
-Aristoteles: De mens is een animal rational, dus zal het doel van het leven zowel redelijk als natuurlijk zijn. De redelijkheid heeft een organiserende taak, de natuur (verlangens en lichaam) moet worden geoefend.
Zelfverwerkeling als levenskunst
-De deugd is waardoor we maximaal slagen in ons eigen geluk.
-Zelfverwerkeling is het worden van een deugdelijk mens, de mens verstaat dan de kunst van de levensethiek.
Kritiek op het essentialisme
-(Subjectief

Het doel bestaat alleen bij gratie van de bedoeler.
-Het doel bestaat niet objectief gezien. Het bestaat alleen zo omdat het door mensen zo is geïnterpreteerd.
-Het doel is dus pluralistisch en afhankelijk van de tijdsgeest
Deugdethiek is optimistisch
-Het goede dat we moeten doen is precies dat wat we ook eigenlijk willen, en waarop we dus in feite al zijn gericht.
-Het kwade is in principe falen, omdat we verkeerd opgroeien. Wie niets beters kent, kan ook niets beters.
-Aristoteles: kwaad is minder goed
-Christendom: kwaad is tegenovergesteld aan goed
Micro-, meso- en macroniveaus van handelen
-Micro: individueel
-Meso: institutioneel handelen waarin de individu kan worden hrekend.
-Macro: Samenleving, instituies.
Verschil onze leefwereld en Aristoteles’ wereld. Toepasbaarheid van deugdethiek tegenwoordig.
-Aristoteles kende geen verschil tussen privaat en publiek
-Deugden betreffen het sociale leven, de verhouding tot anderen.
-Aristoteles kende slechts één gemeenschap, wij kennen er meerdere. Zo ontstaan er verschillende interpretaties
-De opvatting over wat deugdzaam is, is gebonden aan de tijdsgeest
Hoofdstuk IV
Aristoteles’ definitie van de deugd
-“Deugd is de naam voor de onderliggende kwaliteit die een mens nodig heeft om zich optimaal te verwerkelijken in de rollen die hij vervuld, met de talenten waarover hij beschikt en in de situaties waarin hij verzeild raakt.”
-Onderscheid karakter- en intellectuele deugden
-Karakter: “De deugd is een houding die met keuze te maken heeft, dat wil zeggen: die voortkomt uit gemaakte keuzes en die disponeert tot het maken van de juiste keuze. De juistheid van die keuze betekent dat ze steeds het midden weet te vinden.
-Intellectueel: de excellente verwerkelijking van de verschillende intellectuele vermogens.
-De deugd is een houding, deze houding wordt gevormd. De houding is een karaktertrek
Juiste keuze is een keuze voor het midden
-Probleem: de extremen zijn niet bekend
-Wederom afhankelijk van de situatie
Aristotelische opvatting van de deugd als houding en de waarde van goede voorbeelden
-Je leert goed handelen doordat je voorbeelden imiteert.
-Morele deugd: karakterdeugden kunnen niet bestaan zonder intellectuele deugden
Hoofdstuk V
Methoden tot formulering van eigentijdse deugden
-Onderzoeken wat je voorbeeldig vindt aan mensen
-Ontdekken van patronen
-Interpretaties zijn afhankelijk van de tijdsgeest
-Onderscheid tussen wijsheid van het verstand en verstandigheid
Aristoteles’ categorisering: Onderscheid karakter- en intellectuele deugden
Plato’s categorisering: rechtvaardigheid is het gecompliceerdst
-Kardinale deugden: moed, matigheid, rechtvaardigheid en verstandigheid
-Rechtvaardigheid is gecompliceerd wegens zowel; houding van mens als de orde in de maatschappij.
-Rechtvaardigheid onder te verdelen: ‘overeenkomstig de wet’ en ‘dat wat gelijkheid realiseert’. Dit laatste kan weer onderverdeeld worden in distributieve en correctieve rechtvaardigheid
-Alle andere deugden vallen hieronder te verdelen.
Plato: verband tussen vier hoofddeugden en het goede
-Verband samenleving en de psychische structuur van de mens:
-Mens bestaat uit drie lagen: begeerte (buik), gemoed (hart) en verstand (hoofd). De rechtvaardigheid maakt het tot een ordelijk geheel.
-Samenleving bestaat ook uit drie delen: door rechtvaardigheid blijft het ordelijk.
Verschil Augustinus vs. Plato en Aristoteles
-Augustinus ontdekt de wil als kracht tegenover het denken
-Griekse denkers: wie leert wat goed is, zal dat automatisch nastreven.
-Augustinus weet wat goed is, maar doet dat niet.
-Alles van een mens kan voor het kwade ingezet worden, behalve de goede wil.
Categorisering deugden Thomas van Aquino, rol rechtvaardigheid
-Alles in onder te verdelen naar: fundamentele bestandsdelen, de verschillende soorten en bijkomende onderdelen/mogelijke uitwerkingen
-Rechtvaardigheid kan het verste worden opgedeeld, vandaar dat het de belangrijkste is.
Thomas van Aquino; theologale deugden. Verschil met karakter en intellectuele deugden.
-Hoe kan je de wil zo maken dat die het goede wil?
-De wil is sowieso goed, alleen moet deze naast het goede voor zichzelf ook het goede voor anderen herkennen.
-God is het hoogste goed: geloof, liefde en hoopTheologale deugd; ontvangen, niet verworven.
Descartes: waarom ligt kern van deugd in vastbeslotenheid om nastrevenswaardige.
-Passies zijn gevoelens die los worden gemaakt waarvan we ons niet meester zijn.
-We kunnen: het oordeel dat in de passie schuilt correct maken. En ervoor zorgen dat we ons niet door valse passies laten leiden.
-De wil ligt wel in mijn macht. Hier ligt de kern van de deugd
-Centrale deugd: générosité; ‘de achting voor zichzelf als een wezen dat zelf zijn wil kan bepalen en dat vastbesloten is dat vermogen goed te gebruiken.
-Descartes komt met een normethiek
-Wil staat voor menselijke verantwoordelijkheid.
Kritiek van Kant: tegennatuurlijk geweten
-Zeer normethische theorie
-Het gaat niet om geluk, want anders zouden normen niet gelden voor hen die niet in geluk geïnteresseerd zijn.
-Erkenning of waardering is niet van belang
-Het is onmogelijk om moreel te groeien. Het gaat erom dat je je plicht doet.
-We weten van tevoren al dat we ‘iets’ moeten doen.
-De verplichting is mogelijk, anders geldt deze niet. Niemand is gebonden tot het onmogelijke
-De wil is het enige dat men zelf in de hand heeft, daarom moet de plicht voorschrijven hoe ik moet willen.
-Zoektocht naar de onvoorwaardelijke verplichting.
-Ik moet me niet door iets anders laten bepalen, maar door mezelf.
-De mens moet redelijk kiezen, en moet alle mensen gelijkelijk respecteren
-“Deugdzaam is degene die zijn wil zo gevormd heeft dat hij de plicht vast en zeker zal volgen.”
David Hume:
-Deugd: “die psychische kwaliteit die aangenaam is voor, of waarmee wordt ingestemd door iedereen die waarneemt of zich voorstelt.”
-Natuurlijke vs. artificiële deugden
-Als iedereen welopgevoed zou zijn, zouden de artificiële deugden niet meer bestaan. Juiste opvoeding brengt de natuur tot haar juiste gedaante.
Friedrich Nietzsche
-Deugdelijkheid is slapheid. Door de deugd gaat men zich aanpassen aan de wil van de samenleving en wordt men een dom kuddedier.
-Tussen twee ondeugden zit niet altijd de deugd, maar al te vaak de zwakheid, de lamme onmacht, de impotentie
-De natuurlijke kracht moet bevrijd worden van zijn morele interpretatie
-Wees meester en vormgever van jezelf
Niccolò Machiavelli
-Virtù: kracht of effectiviteit van het handelen