hey, willen jullie dit verhaal keuren?
Daar stond ze weer, haar sluike haar viel strak langs haar gezicht. Ze stak haar handen naar me uit: "Kom met me mee" zei ze. Nee schreeuwde mijn hoofd, denk aan wat hij heeft gezegd, niet meegaan als ze dat vragen, nooit doen. Maar in plaats van nee te zeggen of zelfs van haar weg te lopen, bleef ik wezenloos staan, geen spier over mijn lichaam die zich vertrok. Ik keek haar aan, zij leek terug te kijken, maar ik wist dat zij dat niet deed. Hij had me immers verteld dat zij dat niet konden. "Ga met me mee", vroeg ze weer, haar handen nog steeds naar me uitgestoken. Dit keer durfde ik wel wat te zeggen, heel voorzichtig bracht ik uit: "nee, ik k-kom niet, g-ga weg" nog zachter stamelde ik erachteraan: "alsjeblieft?". Meteen verdween ze, net als hij gezegt had. Ik liet me op mijn bed vallen en haalde rustig adem.
De volgende keer dat ze kwam was op een zaterdagavond. Ik zat op mijn bed tv te kijken en daar stond ze ineens, recht voor mijn raam. Ik vroeg me af hoe ze binnen was gekomen, maar bedacht me gelijk daarna dat dit een stomme vraag was. Ze nam een paar stappen en kwam voor me staan. Ze stak haar handen uit en pakte de mijne. Maar zelfs deze lichte aanraking maakte mij dit keer niet bang, voor ze wat kon zeggen vroeg ik haar weg te gaan. Maar dit keer ging ze niet toen ik dat vroeg, ze bleef daar staan, bewegingsloos bleef ze door me heen staren. Ik sloot mijn ogen om haar niet te hoeven zien, toen ik ze tien minuten later weer open deed was ze verdwenen.
De maanden daarna is ze steeds vaker langsgekomen, ik was niet meer bang en het leek of we goede vriendinnen zouden kunnen worden. Ook al zeiden we weinig, haar aanwezigheid was genoeg en stelde me nu gerust, zolang ze maar weer wegging. Het enige wat mij telkens even liet rillen waren de rode strepen die langs haar gezicht dropen. Een keer durfde ik de de strepen weg te vegen, ze vond het niet erg. "Dank je", zei ze, "ga je nu met me me?" Ik durfde het aan, ik pakte haar handen en vloog met haar mee, ik zweefde boven de stad. We vlogen over de wolken naar een andere wereld. Waar ik besefte dat ik niet meer thuis zou komen.
__________________
omdat we engelen zonder vleugels geen engelen kunnen noemen, noemen we ze vrienden
|