Goud en Zilver
'Ik wens,' zei ze, 'ik wens, ik wens,' herhaalde ze nog een paar keer. 'Ik wens de wereld,' zei het meisje. Ze zat op een troon die was gemaakt van al het zilver dat ze op dat moment bezat. Later zou hij groeien, misschien wel verder dan de hemel. 'Ik wens de wereld, en wel nu!' Haar onderdanen keken haar aan, maar zeiden niets. 'Ik wens de wereld! Nu! Schiet eens op, ik wil de wereld hebben!' Een van de onderdanen aarzelde, stapte toen toch vooruit. 'Het spijt me. Gelooft u mij, het spijt me echt, maar ik kan u de wereld niet geven.' 'Koop de wereld voor mij!' krijste het meisje. Ze was een prinses. Een prinsesje, eigenlijk. De onderdaan stapte weer naar achteren, zijn hoofd was gebogen. De rest van de onderdanen knikten. Ze liepen weg. 'Maar ik wil de wereld!'
Een trap tegen haar bovenbeen, ze moest wakker worden. Geen wensen meer, alleen nog de regen en de kou. Zelfs de wolken waren niet van haar en de wind kon ze niet vangen. Ze had alleen nog een ring die vroeger van haar moeder was. De ring had al lang geen waarde meer. Hij was niet eens gemaakt van goud, maar van zilver met een laagje vernis. Het diamantje was ze kwijtgeraakt. Ze leefde nu op straat, leerde het leven kennen door de zwervers die haar soms gezelschap hielden. Sommigen waren agressie gewend, anderen leefden van drank, maar ze bedoelden het niet kwaad. Ze kwamen haar nu zelfs een ontbijt brengen. Een broodkorst en water uit de sloot. Toch was ze liever alleen. Mensen stellen altijd vragen. Ze willen meer van je weten dan je van jezelf weet.
Ze at niet. Ze liep richting de stadskerk. Ze was niet gelovig, maar stapte toch naar binnen. Kaarsen brandden omdat er net mensen waren langs waren gelopen die de ze hadden aangestoken. Waarschijnlijk om een dierbare te herinneren. De kaars die zij aanstak blies ze gelijk weer uit. Dood is het donker. Licht maakt niet levend. De rook kringelde richting het plafond van de kerk, de hemel in.
Ze ging de kerk weer uit en zwierf verder. Ze dacht na over de droom van afgelopen nacht. Ze was geen prinses, maar ze had wel een naam. Isabelle. Ze hield van de naam die haar moeder haar gegeven had. Isabelle, ze was van zilver, met een laagje goud.
Waar het goud was afgebladderd was nog het zilver. En het zilver blonk.
__________________
Zolang mensen mensen blijven, zijn leven en dood hetzelfde
|