|
Ondersteboven en omgekeerd, het eindigde met een ogenschijnlijk verwaarloosbaar moment dat later het verhaal een andere wending zou geven. Hoe en waarom was nog niet duidelijk, misschien zou het dat wel nooit worden. Alles was veranderd. Het begon in dezelfde stilte als waarin het allemaal eindigde, want het einde zou tenslotte een goed begin moeten zijn. Goed, niet mooi of vredig. Alles wat daar tussen kwam, de stilte zou bewegen tot enig geluid, mocht men dan vergeten. Zelfs de cliffhanger, die ondersteboven hing, mocht gerust vallen.
'Shiva, ik bid tot u.'
Tevergeefs, want zij, Athanasia, ze stierf in de armen van Thomas. Nooit eerder had hij gehuild om haar, hij had haar immers nooit echt liefgehad. Maar vanaf nu zou hij beminnen om niet meer te vergeten. Athanasia werd de hemelse godin van een ongelovige. Op een zonnige lentedag werd ze begraven door haar moeder, wiens ogen ter aarde sloegen nadat zij haar afscheidsrelaas had uitgesproken.
'Meisjelief, dochters horen niet eerder te sterven dan hun moeder, maar jij bent altijd al tegendraads geweest. Je zette jouw wereldje soms helemaal op zijn kop. Dat gaf allemaal niet, want je had nog niet geleerd te toveren. Jij klein meisje in een zwartkanten jurkje, huppelend in de zomerzon. Jij lief onschuldig kindje met een toverstaf, maar toveren kon je niet. Jij, met een verwrongen angstig gezichtje, als ik je rode wangen streelde. Meisjelief, was je dan zo bang voor me? Droomde je 's nachts van de spoken die ik in je kamer op wacht had gezet? Ik was er voor je om je te beschermen, maar nu niet meer. Het was je eigen keuze. Haha. Had je echt gedacht dat je zo van me af kon komen? Je moeder is een heks, lieveling, een echte. Zo'n dor en verschrompeld mensje dat in tekenfilms speelt, maar jij zag me niet. Andere mama's zeiden dat heksen en spoken niet bestonden, en jij geloofde ze. Mijn zwarte kat was je beste maatje. Mijn Iravati, mijn oogappel, je had hem van me gestolen. Kleine verraadster die je bent. Onschuldig als je was, speelde je in mijn schaduw. Natuurlijk liet ik dat toe, ja, maar denk nu niet dat ik van je hield. Ik moest wel, opdat je later een kopie van mij zou worden. Ik haat kinderen, wist je dat? Je vader, de schoft, hij wilde je niet hebben, maar liet je wel in zijn armen sterven. Hij hield net als ik niet van je, beweerde hij nog. Hij hield niet eens van mij. Meisje toch, je kon er ook niets aan doen dat alles jouw schuld was, maar je zult er toch gestraft voor moeten worden. Doe geen moeite. Geschonken zijt mijn hemel u, doch, begeer uw onbeminde. En wee je gebeente als je grootmoeders gezegde tegenspreekt. Gehoorzaamheid is een schone zaak. Het zal je leren.'
Athanasia had haar naam verloren op die ene dag in de lente. Ze miste hem en haar andere bezittingen, ze miste Iravati. Ze miste alles wat ze niet meer nodig had en alles dat niet meer belangrijk was. Alles wat ze niet kwijt had willen raken. Het was haar afgenomen, en ze wist door wie.
'Mama!' Haar stem was niet van haar, ze maakte een schel geluid. Ze zou haar eigen botten kunnen kraken met het zagende gejank van haar woorden.
'Mama! Mama, hoor je me? Mama geef antwoord! Alsjeblieft. Mama, ik zal smeken, mama, alsjeblieft.'
In de nieuwe stilte dacht ze na. Athanasia was haar naam geweest, maar ze was hem niet waard geweest. Nu moest ze zich zelf een andere naam geven. Het liefst één die wel bij haar zou passen. Elvira, de verhevene. Ze koos voor zichzelf en haar eigen beslissingen. Een nieuw leven kon ze beginnen, maar nog voor het begonnen was, gooide haar moeder roet in het eten. Ze sprak weer, heser dan normaal, ze kwam van zo ver weg.
'Elvira. Je kunt het niet allen. Zal ik je leiden?'
'Mama! Mama, ben jij dat?'
'Ja, maar ik ben je moeder niet. Zal ik je leiden?'
'Ik hoef nergens heen.'
'Maar meisje toch, je moet toch ergens blijven? Je moet de goden tenslotte altijd te vriend proberen te houden.'
'Nee, mama, nee, ik wil niet.'
'Noem me geen mama meer, lieverd.'
'Au! Mama, wat… Au… Wat was dat?'
'Alleen een tikje in de goede richting'
Een onzichtbare hand betastte Elvira's wang als zij niet gehoorzaamde. Het woordje mama zou haar lippen niet meer ontsnappen, en voortaan deed ze wat haar moeder wilde. Ze liep langzaam verder, achter de donkere stem aan.
'Loop maar verder, ja die kant op. Goedzo, meisje, je kunt het wel. Zie je dat licht daar in de verte? Daar gaan we gezellig samen heen, en dan verlaat ik je. Afgesproken? Je vindt me lastig, ik voel het wel, maar loop maar lekker door. Misschien krijg je er later nog spijt van. Je hebt je oude moedertje in de steek gelaten. Kijk eens om je heen, kijk eens naar al dat zwart. Dat ben ik. Kijk maar goed, nu ben ik er nog.'
Elvira zag niets, liep star door zonder iets te zeggen.
'Je kunt hier niet meer weg. Misschien geeft de rechter je nog een kans, dan heb je geluk gehad. Dan mag je spelen net als vroeger, dat vond je toch altijd zo fijn? Ach, meisjelief, vaarwel. Daar is het, het laatste stukje moet je zelf maar lopen. Je bent het toch nog niet vergeten hè? Geschonken zijt mijn hemel u, doch, begeer uw onbeminde. Misschien kun je er later nog eens aan denken.'
Niet lang daarna stond Elvira in een klein kamertje. Wat eerst nog een grote en verlichte open plek had geleken benauwde haar nu. Ze was niet alleen. De aanwezigheid die ze voelde was sterker dan die van haar moeder, maar nog vond ze geen tastbare gestalte. Afwachtend ging ze zitten en vouwde haar handen in haar schoot, ze had inmiddels wel geleerd niet te praten zonder aanleiding. Toen het begon te schemeren verscheen een donkere figuur voor Elvira. Omdat haar moeder over een rechter had gesproken, verwachtte ze een lange man met een witte baard, maar deze man leek jong en op zijn donkere wenkbrauwen na had hij geen haar op zijn gezicht. Hij zou haar toespreken, maar niet voor hij haar een vriendelijke grimas schonk en het duistere schijnsel in het kleine vertrek liet oplaaien. Elvira schrok van de vlammen en nog voor ze kon protesteren werd ze opgetild en hing ze ondersteboven boven het vuur.
'Het duurt maar even hoor. Misschien moet je je lange haren niet zo in de vlammen laten hangen,' zei de donkere figuur. 'Vertel me eerst eens wie je bent.'
Elvira aarzelde, gehoorzaamde tenslotte.
'Elvira, mijnheer. Ik weet niet waarom ik hier ben,' zei ze, schreeuwde er toen nog wanhopig achteraan dat haar moeder haar gestuurd had en dat ze zich misschien had vergist in haar naam. De man nam het gesprek weer van haar over.
'Doe geen moeite, ik weet wie je bent en waarom. Over een paar seconden ben je weer vrij. Gehoorzaam je me?'
'Ja mijnheer.' Ze aarzelde niet meer.
'Elvira, of misschien toch Athanasia? We zullen zien wat je voor ons nog waard bent. Ben je bang? Zie je de spoken weer, net als vroeger? Wees gerust, je hangt veilig. Haha, tot de beslissing valt. Ja, valt, mijn lieveling. Misschien trekken we je nog wel omhoog. Verlangen is mooi, vind je niet? O, ja, met al het liefs van je moeder.'
In die laatste lange stilte was de beslissing al lang gevallen. Ondersteboven, van het begin af aan.
|