|
“Ja! Ik heb gewonnen!” schreeuwde Petra vlak na het openen van de enveloppe die de postbode even daarvoor in de brievenbus gooide. Vol trots rende ze de werkkamer van haar moeder binnen en haalde het vliegticket uit de enveloppe. Met grote letters stond hierop geschreven:
VLIEGTICKET VOOR 2 PERSONEN
RETOURREIS NAAR EEN ONBEKENDE BESTEMMING
Voor een onvergetelijke vakantie, aangeboden aan de winnaar van de prijspuzzel uit ons najaarsmagazine
Die wedstrijd was alweer een paar maanden geleden en eigenlijk had Petra niet meer verwacht dat ze nog iets hier over zou horen, maar ze had de hoofdprijs gewonnen, ze mocht op vakantie. In de bijgesloten brief stond dat ze één persoon naar keuze mee mocht nemen voor de vliegreis en de verder geheel verzorgde vakantie en dat deze reis morgen al zou beginnen.
Als eerste belde ze Jos, haar beste vriend aan wie ze beloofd had dat hij mee zou mogen als zij de reis zou winnen. Ze spraken af dat zij nog diezelfde avond naar hem toe zou gaan, waarna zijn ouders hen naar het vliegveld zouden brengen. Ze begon gelijk met het bij elkaar zoeken van de spullen die ze nodig zou hebben op deze reis.
De volgende dag waren Jos en Petra al vroeg op weg naar het vliegveld. Voor het inchecken namen ze afscheid van Jos' ouders en vertrokken ze naar de aangegeven gate. Alles verliep heel soepel, maar toen ze eenmaal in het vliegtuig zaten, bleken zij de enige passagiers te zijn. De aanwezige steward vertelde dat zij als prijswinnaars een exclusieve behandeling kregen en dat dit vliegtuig speciaal voor hen gereserveerd was, maar dat hij niet mocht vertellen waar deze vlucht ging landen. Na het standaard praatje over hoe te handelen in een noodsituatie vertrokken ze.
Tijdens de vlucht hadden ze nergens over te klagen en na enkele uren merkten ze dat het vliegtuig weer begon te dalen. Ze vlogen boven een ontzettend groot bos, waarvan de bomen steeds beter zichtbaar werden, maar nergens was een landingsbaan te zien. Opeens dook het vliegtuig verder naar beneden, tussen de bomen door en landde het vliegtuig op een eerder onzichtbare landingsbaan.
Petra en Jos stapten uit het vliegtuig en waanden zich midden in het oerwoud, maar wel één met een landingsbaan. Uit een spierwit huisje naast de landingsbaan waar met grote letters “OM” op stond geschreven, kwam een kleine, vreemd geklede man lopen. Zijn bolhoed leek tot ver over zijn ogen te vallen en te dateren uit de jaren vijftig en ondanks de hoge temperatuur was deze man geheel in het zwart gekleed. Pas toen hij dichterbij kwam viel zijn grote witte snor op. Hij begroette hen in vloeiend Engels en heette ze welkom in het land van OM, het land waar ze een geweldige vakantie zouden beleven.
Er stond een prachtige koets klaar, die hen naar het hotel zou brengen, nergens was een paard te bekennen die deze koets zou moeten trekken. De man die hen net welkom had geheten floot drie maal op zijn wandelstok en plots kwamen er tien mannen met hetzelfde uiterlijk als de eerste man uit het huisje gerend en zij duwden de koets richting het bos. Toen Jos en Petra dit zagen keken ze elkaar aan en dachten dat ze in een soort van voorstelling terecht waren gekomen. Tien identiek uitziende mannen die, in plaats van een paard, een koets aan het duwen waren, dóór het oerwoud heen.
Na nog geen vijf minuten merkten ze dat de koets langzaam tot stilstand werd gebracht en de deur ging langzaam open. Ze bevonden zich vlak voor een vallei, op een open plek in het oerwoud die bijna volledig overschaduwd was door metershoge bomen. In deze vallei stonden tal van huizen die met groot gevoel voor symmetrie gebouwd leken te zijn. Elk huis leek identiek aan het huis naast het vliegveld, zelfs met dezelfde tekst. Er was één uitzondering; een hoog bouwwerk midden in de vallei. Dit was het gebouw waar zij zouden verblijven werd ze verteld door één van de mannen die de koets net geduwd had, maar of het ook dezelfde man was die hen welkom had geheten wisten ze niet. Hij zag er wel hetzelfde uit en klonk hetzelfde, maar zo zagen ze er allemaal uit.
Langzaam liepen ze van een grote trap met brede treden af. De hele vallei leek uitgestorven te zijn, want nergens hoorden ze enig geluid, behalve het fluiten van enkele vogels die ver boven hen in de bomen zaten. De reis naar beneden leek eeuwig te duren, maar uiteindelijk naderden ze het hoge gebouw, waarvoor ze tot hun grote verbazing een geweldig scala van gekleurde huisjes zagen. Deze huisjes hadden één groot raam met een brede vensterbank en ook boven deze huisjes stond met grote letters “OM” geschreven. Wat deze huisjes precies waren wisten ze niet en ze vroegen het aan hun begeleider, maar die deelde enkel mee dat ze in het hotel van OM verwacht werden en ze volgden hem het hotel binnen, afvragend waar ze in terecht waren gekomen.
Eenmaal in de hal van het hotel vertrok hun begeleider en zagen ze de bagage in de hal staan. De hal was, op Jos en Petra na, leeg, maar toen Jos één stap verzette verscheen er een man met een grote witte snor in zwarte kleren achter de balie. Ook hij had een jaren vijftig bolhoed op en een wandelstok in zijn handen. Hij verwelkomde ze in het hotel van OM en floot op zijn wandelstok. Twee mannen, identiek aan iedereen die zij eerder in dit land zagen, kwamen een lift uitgelopen, tilden de koffers op en begeleidden hen naar hun kamers.
De lift stopte op de vierde etage en ze liepen een lange gang door. Deze gang was een blauwdruk van de stad waar ze net doorheen waren gelopen, alleen iets kleiner. Allemaal witte kamers met boven deze kamers om keurige letters “OM” geschilderd. De zesde kamer van links bleek de kamer te zijn waar zij zouden verblijven. Deze kamer was uiterst netjes ingericht, al stonden er nergens elektronische apparaten. De kamer bestond uit twee kasten, twee bedden, twee wastafels, twee spiegels, twee nachtkastjes waarop twee kaarsen stonden en twee ramen. De kamer was volledig symmetrisch ingedeeld en zelfs de deur waar zij net door waren binnengekomen zat midden in de kamer en klapte aan twee kanten open.
Ze besloten deze kamer snel te verlaten en terug te gaan naar de gekleurde huisjes. Het kostte enige moeite om de weg terug te vinden omdat alles op elkaar leek, maar uiteindelijk kwamen ze bij de lift aan die hen terug in de hal bracht. Eenmaal buiten moesten ze elkaar drie keer aankijken om te beseffen of ze niet droomden. Op het plein dat even eerder nog uitgestorven leek liepen in alle stilte tientallen, misschien wel honderden mannen in zwarte kleren met een witte snor, bolhoed en wandelstok kriskras door elkaar heen, zonder tegen elkaar op te botsen. Petra waagde als eerste een poging om het plein over te steken en alle mannen gingen keurig aan de kant voor haar. Jos volgde haar en ze besloten om naar het rode huisje te gaan.
Daar aangekomen zagen ze één man achter de vensterbank staan, maar verder in het huisje konden ze niets ontdekken. Jos vroeg wat hij hier deed en de man boog onder de vensterbank en haalde een wandelstok te voorschijn. Hij verkocht wandelstokken. Petra en Jos wilden allebei geen wandelstok hebben, dus ze besloten om naar het volgende huisje te gaan. Hier verkocht een man zwarte schoenen, dezelfde schoenen die iedereen in deze stad droeg.
Na bijna alle huisje afgegaan te zijn, waar ze jasjes, blouses, pantalons, ondergoed, alles identiek en in het zwart verkochten besloten ze om nog bij één huisje te kijken wat daar verkocht werd. Dit was het huisje waar ze bolhoeden verkochten. Omdat Petra die bolhoeden er leuk uit vond zien en er één voor thuis mee wilde nemen, als aandenken aan dit gekke land, besloot ze er één te kopen, maar bij het afrekenen kreeg ze behalve de bolhoed ook een muntstuk in haar handen gedrukt. Verbaasd vroeg ze of zij hém niet moest betalen, maar de man bleef volhouden dat dit betalen was. Hij verkocht haar een bolhoed, dus hij betaalde haar voor die bolhoed. Toen Petra het geld aan de man terug wilde geven deinsde de man terug en floot één keer hard op zijn wandelstok.
Gelijk stormden er tien mannen op Petra af, namen de bolhoed van haar af en gaven deze terug aan het mannetje in het huisje. Ondertussen waren Petra en Jos omringd door een tiental mannen door wie zij ruw beetgepakt werden. Ze werden in het zwarte huisje tegenover de ingang van het hotel gegooid, het enige huisje waar tralies voor het raam zaten.
Enkele dagen later vertrok er een leeg vliegtuig van het vliegveld van OM, om daar nooit meer terug te keren en zo eindigde een vakantie die inderdaad onvergetelijk bleek te zijn.
|