Het Hoort
Nee, ik wacht.
Wacht niet totdat jij wacht.
Wacht totdat jij me binnen laat.
Laat me binnen.
Binnen via de deur.
De deur hoeft niet open.
Open je niet?
Niet erg.
Erg klein is de kier.
De kier staat daar.
Daarop staat een raam.
Een raam op een kier.
Een kier is erg klein, niet?
Niet erg.
Ik ben naar binnen getreden, een vreemde ben ik in jouw huis. Ruik de geur van jou, die jij niet ruikt. Keer op keer ben ik onbekend. Bang voor onbekenden? Wees niet bang. Ik zet alles terug waar het vandaan komt.
Wat ik hier doe? Ik hoorde een kreet. Van jou. Van hier. Hiervandaan. Ik wilde ook schreeuwen. Hier hoor je me niet. Want jij schreeuwt ook. Jij. Ik. Wij. Samen. Vreemden. Nog nooit iemand zo goed gekend. Nog nooit door iemand zo goed gekend.
Nu sta jij daar.
Daar sta ik niet.
Niet samen meer.
Meer alleen dan ooit.
Ooit kende ik een vriend.
Een vriend die nu weg is.
Is dit hoe het hoort?
Je klopt op mijn deur. Ik mag nu niet open doen. De sleutel ligt in mijn hand. Verleiding kijkt toe. Schreeuwt het uit van dwang. Ik schroef haar de mond. Ze slaat haar ogen neer. Je klopt nu op mijn deur. Ik wil nu niet open doen. De sleutel hangt in het slot. Ik draai de sleutel om. Op slot.
Nu sta ik hier.
Hier sta jij nu niet.
Niet samen weer.
Weer eenzamer dan ooit.
Ooit kende ik een vriend.
Een vriend die weg is nu.
Dit is hoe het hoort.
Voor het eerst dat ik dit soort gedicht schrijf

Kun je denk ik wel heel goed zien