Ik heb binnenkort een tentamen, waarbij 5 onderdelen getoetst worden. 1 van deze onderdelen is bedrijfseconomie. Bedrijfseconomie is niet mijn sterkste vak. Ik hoop dat jullie mij kunnen helpen met onderstaande oefenopgave's. (Graag stap voor stap vermelden hoe je aan het antwoord komt)
bvd
Vraag 11
Gegeven:
Handelsonderneming Retac heeft op 1 januari 2007 een eigen vermogen van 100.000,- dat geheel in de vorm van liquide middelen aanwezig is. Zij vormen dan ook de enige balansposten.
In de loop van januari wordt voor 50.000,- handelsgoederen ingekocht. Hiervan wordt voor 30% op rekening ingekocht, terwijl het restant contant aan de leveranciers wordt voldaan. Goederen met een inkoopprijs van 40.000,- worden in de loop van januari verkocht voor 60.000,-. Hiervan is 40% op rekening en 60% wordt contant verkocht.
Gevraagd:
Hoeveel bedraagt het balanstotaal na verwerking van bovenstaande transacties?
Kies het juiste interval.
A. Minder dan 100.000,-
B. Van 100.000,- tot 115.000,-
C. Van 115.000,- tot 130.000,-
D. Van 130.000,- tot 145.000,-
E. 145.000,- en meer
Vraag 12
Gegeven:
Winston Luirink is eigenaar van notenbar De Knabbelaar en wil op het einde van de maand januari van het jaar 2007 zijn boekhouding afsluiten. Hieronder tref je de resultatenrekening aan over de afgelopen maand.
Verder is nog gegeven dat Winston 3 maal een privι-opname heeft verricht ( 1.000, 400 en 2.300) en 1 maal geld vanuit privι heeft ingebracht voor een bedrag van 1.200.
Resultatenrekening over januari 2007 in euro's
Personeel 88.000 Opbrengsten 457 000
Inkoopwaarde 256.000
Afschrijvingen 22.000
Energiekosten 7.000
Overige 14.000
Gevraagd:
Hoeveel bedraagt het eigen vermogen van Winston op 31 januari als nog gegeven is dat hij op 1 januari de beschikking had over 75.000,- eigen vermogen?
A. 67.500,-
B. 75.000,-
C. 142.500,-
D. 145.000,-
E. 147.500,-
Vraag 13
Gegeven:
Intergarden BV is een tuincentrum in Hoogeveen en heeft een jaarlijkse omzet van 2.500.000,-.
De omzet geschiedt voor 80% op rekening en de inkopen geschieden voor 60% op rekening.
Het leverancierskrediet dat ontvangen wordt van leveranciers duurt 1,5 maand. Het leverancierskrediet dat gegeven wordt aan afnemers duurt 2,5 maand.
(BTW mag in deze opgave buiten beschouwing worden gelaten).
Gevraagd:
Bereken de gemiddelde vermogensbehoefte die voortvloeit uit het aanhouden van debiteuren.
Kies het juiste interval.
A. Minder dan 400.000,-
B. Van 400.000,- tot 450.000,-
C. Van 450.000,- tot 500.000,-
D. Van 500.000,- tot 550.000,-
E. 550.000,- en meer.
Vraag 14
Gegeven:
De omzetsnelheid van de gemiddelde voorraad (tegen inkoopprijs) van onderneming Twingo BV in 2005 bedroeg 30.
In 2005 was de omzet 5.135.000,- (waarvan 20% contant) en behaalde Twingo BV een brutowinst van 30% van de inkoopprijs.
Gevraagd:
Hoeveel bedroeg in 2005 de gemiddelde voorraad?
Het antwoord ligt in het interval:
A. Minder dan 125.000,-
B. Van 125.000,- tot 130.000,-
C. Van 130.000,- tot 135.000,-
D. Van 135.000,- tot 140.000,-
E. 140.000,- en meer
|