Probeer gewoon haakjes te gebruiken:
(5ab)/(10ab) Hierover kan geen onduidelijkheid ontstaan.
Bij de 2de kan je het eventueel zo opschrijven (hoe meer haakjes hoe duidelijker het wordt!):
a-1/3 : a-1/6
(a-1)/3 : (a-1)/6
((a-1)/3) / ((a-1)/6)
Als deel en maal operator worden meestal '/' en ' * ' gebruikt.
het antwoord van de eerste is 1/2 ipv a/2.
Want: zowel boven als onder de streep staat een a. Deze vallen tegen elkaar weg. Dit geldt ook voor de b. Dan blijft over 5/10 en dit is 1/2.