De Blik
Het begon erg onrustig. Ik kwam op school en ik wist niet waar ik les had. Ik liep naar de roosters toe, maar ze hingen er niet meer. Ik besloot om alle lokalen langs te gaan en te kijken waar mijn klas zat. Ik opende een paar deuren, maar het worp geen vruchten af. Overal zag ik onbekende gezichten. Niet eens 1 bekend gezicht. Alsof ik voor het eerst op mijn school kwam. Ik had altijd gedacht dat ik de meeste gezichten wel zou herkennen. Maar het tegendeel bleek. Toen ik op de tweede verdieping een deur open deed, zag ik hem. De jongen die ik de afgelopen paar dagen langs mijn huis had zien fietsen. Tenminste, hij leek er erg op, maar ik kon het niet met zekerheid zeggen. Ik keek hem aan, hij keek mij aan. Hoewel de hele klas naar mij keek, had ik het gevoel alsof hij op een speciale manier naar mij keek. Hij had een blik in zijn ogen alsof hij wou zeggen dat ik degene was die hij zo lang gezocht had. Een doordringende blik. Hij had me nodig voor iets, maar wat? Ik besef dat iedereen me aan zit te gapen en doe de deur maar weer snel dicht. Ik liep door maar wist niet meer goed waar ik mee bezig was. Ik loop maar weer naar beneden. Ik loop de school uit. Ik kijk omhoog naar de ramen op de tweede verdieping. Voor een raam zie ik het gezicht van de jongen. Hij kijkt me weer aan met die speciale blik. Ik raak als het ware een beetje gehypnotiseerd door zijn blik. Ik blijf stil staan. Ik kijk hem aan hij kijkt mij aan. Déja vu. Ineens is zijn hoofd weg. Ik loop door. Ik pak mijn fiets, maar weet niet waarom. Ik fiets weg. Ik kom erachter dat ik naar les moet. Ik draai om en fiets terug naar school. Ik herinner me ineens waar ik les had. De tweede verdieping. Wat was daar ook alweer mee? Geen idee. Ik loop de trap op. Halverwege op de eerste verdieping kom ik een jongen tegen. Hij komt me bekend voor. Volgens mij is dat de jongen die de afgelopen paar dagen een aantal keer langs mij huis fietste. Ik kijk hem aan, hij kijkt mij aan. Zijn blik houdt mij vast. Ik sta als aan de grond genageld. Ik ben verlamd. Geen gevoel in mijn benen, niet in mijn armen. Ik voel helemaal niks. Het enige wat ik wil is die blik nooit meer kwijtraken. Hij moet blijven kijken. Ik moet blijven kijken. Ineens loopt hij door. Vaag. Ik loop door naar de tweede verdieping. Ik open de derde deur aan de linkerkant. Een heleboel bekende gezichten. Mijn klas. Ik ben er.
|