Ik droomde.
Ik droomde, dat ik een engel was.
Ik was heel mooi, en had een witte jurk aan.
Als ik om me heen keek, zag ik gelukkige mensen, ze deden van alles en nog wat.
Iedereen was gelukkig, het maakte mij gelukkig.
Ik stond op van de plek waar ik zat.
De prachtige gebouwen om me heen en al die mensen, ze maakten dat ik me zo klein voelde.
Klein, maar wel intens gelukkig.
Ik droomde dat ik, hoe klein ik ook was, overal aan mee kon doen, ik droomde dat ik kon vliegen, ik had zijden vleugels!
Ik vloog over bergen, over gebouwen, fonteinen en tuinen.
Overal gelukkige mensen, in de stralende zon.
Ik keek naar mijn huid, ik was echt!, ik bestond!!
Ik vloog met mijn eigen vleugels, zonder hulp van anderen, door de lucht.
onder mij zag ik mensen.
mensen die bezig waren met van alles en nog wat, ze sjouwden boodschappen, ze schilderden..
maar ze hadden alemaal vleugels op hun rug, en keken alemaal zo blij...
Ik vloog langs een hoog gebouw, met een gouden koepel als dak.
Ik zag mezelf in de koepel, die mijn gezicht weerspiegelde.
Ik leek zo anders..
Zo.. Gelukkig..
Ik hoorde iemand zachtjes fluiten, een vrolijk deuntje.
Een man was bezig de koepel te poetsen, met een glimlach op zijn gezicht en in zijn ogen.
‘Hallo meneer!’ Zei ik, mijn stem klonk ook anders, blijer, maar toch was het mijn stem.
‘Hallo jongedame!’ Zei hij lachend.
‘wat bent u aan het doen?’ Vroeg ik nieuwsgierig, en hij antwoordde: ‘ik poets de Koepel van het grote geluk’, en hij floot verder.
‘weet u dan in welk land we zijn meneer?’ vroeg ik een beetje verlegen, en de man lachte, ‘dit is het land waar je zelf mag bedenken waar je bent, je mag zelf weten hoe het heet, je mag jezelf zijn.’ Het werd steeds raarder, vond ik, maar de man sprak door, ‘je bent nu wie je eigenlijk bent, je echte persoon komt hier naar boven.’ Hij knikte me toe en ik vloog verder.
Het was raar.
Maar als ik niet wist waar ik was, en ik moest het zelf bedenken, waar was ik dan?
Opeens kleurde de lucht dieprood.
Onweer.
Ik keek snel om me heen, om een plaats te vinden om te schuilen.
Nergens waren de engelen te bekennen, de lucht was grauw.
De gouden koepel van het geluk was dof geworden.
Opeens voelde ik een intense angst, en haat.
Angst, om wat er gebeuren kon, haat, voor degene die het me aan zou doen.
Het onweerde, gouden bliksemschichten schoten uit de lucht, vlak naast me.
Ik dook naar beneden, op zoek naar grond, maar die was er niet meer.
Bliksemschichten, naast me, voor me, achter me, ze waren overal!!
Ik vloog voor mijn leven, maar nergens kon ik heen, ik voelde me bang, en ik huilde tranen van angst.
Vijf bliksemschichten tegelijk, rondom me, ik kon nergens heen!!
Ze raakten ook mijn vleugels, mijn zijden vleugels.
Ik voelde een steek van pijn, en langzaam begon ik naar beneden te vallen….
Het leek een oneindige val, een val naar het niets, naar de duisternis.
In mijn val draaide ik om, en ik zag de grond razendsnel op me afkomen.
Ik bereidde me voor op de pijn.
Ik raakte de grond bijna en ik schreeuwde het uit van angst..
Op dat moment werd ik wakker.
Met een gil schoot ik overeind.
Ik hoorde voetstappen op de overloop.
Gehaast.
Mijn kamerdeur ging open, mijn moeder stond in de deuropening.
‘Isabel, is alles goed?’ Vroeg ze bezorgd, ‘moet ik een glaasje water voor je halen?’, ik schudde mijn hoofd.
‘ik…ik ben mijn vleugels verloren..’ Mompelde ik.
Min moeder vroeg:’ wat is er, wil je echt niks?’
‘ehh, nee mam, alles is goed, ik droomde alleen maar, ga maar weer slapen’.
‘oké, welterusten.’ Ze gaf me een kus en liep weer weg.
Weer gehaaste voetstappen, nu uit mijn richting verwijderd.
Ik zuchtte even, ging weer liggen, en viel in een droomloze zwarte slaap..
[edit] beetje snel geschreven glooffik..

[/edit]
------------------
Rancid -=~*Lid van Forummen, verziek het niet-Clan*~=- Rancid [ Ga je mee net als jezus doen?]
[Dit bericht is aangepast door !KiTTiE! (15-01-2002).]