Het is maandagochtend. Het klokje wat in de kast staat geeft tien over half tien aan. Uit je radio komt muziek van The Doors. “This is the end, beautiful friend, this is the end, my only friend, the end.” Ik weet dat het je favoriete Doors lied is. Je zingt het elke keer als je weggaat. Dan laat je je haren wapperen en doe je alsof je Jim Morrison bent. Je zegt tegen me; “All the children are insane”, nadat je een paar kinderen voorbij ziet rennen. En voordat je wegfietst geef je me nog een snelle knipoog. Ik doe dan lachend de deur dicht. Elke keer opnieuw.
Twaalf over half tien. Ik hoor je meezingen in de kamer hiernaast. Je vrolijke humeur irriteert me. De cd’s in de kast kijken me uitnodigend aan. Met mijn vinger ga ik langs de hoezen. Veel variatie, niks wat ik zoek. Uit mijn tas pak ik mijn discman en de cd die erin zit, haal ik eruit. Hij verdwijnt in je radio. Het geluid van Promo vult je kamer. Ik ga op je bed liggen. Je verschijnt in de deuropening. Teleurgesteld kijk je me aan met de vraag waarom ik je muziek heb uitgezet. Ik geef geen antwoord en doe m’n ogen langzaam dicht. Ik fantaseer over je. Over de nachten dat ik naast je lig in bed en jij al slaapt. Dan kijk ik naar je. Je haar, je ogen, je wangen en je lippen. Je hebt mooie lippen. Ze zijn precies goed. Daarom zoen ik je zo graag op je mond. Om jouw lippen op de mijne te voelen. De laatste keer dat ik je lippen heb gevoeld was vier dagen geleden.
Je komt naast me zitten en geeft me een kus op m’n wang. “Ik moet weg.” zeg je, en ik mompel wat. “Tot vanavond.” Eventjes later slaat de voordeur dicht. Ik doe m’n ogen weer open.
Ik kom van het bed af en zet de muziek uit. Ik heb nog steeds je shirt aan. Het geeft me een geborgen gevoel om in je kleren te lopen. Waarom weet ik ook niet.
Ik rommel wat in m’n tas en haal een overvol make-up tasje tevoorschijn. Als ik naar de badkamer loop hoor ik de post op de deurmat vallen. Mijn tasje gooi ik in de wasbak en loop naar beneden. Voor de deurmat blijf ik even staan. Ik bestudeer het stapeltje zonder het aan te raken. Ik neem zelfs niet de moeite om te hurken. De zon schijnt naar binnen en dat doet me beseffen wat ik aan het doen was. Haastig loop ik weer naar boven, de badkamer in. Ik laat het bad vollopen met warm water. Ik kleed me uit en ondertussen hoor ik mezelf zingen: “And he came to a door and he looked inside. Father, yes son, I want to kill you, mother, I want to...” Ik draai de kraan dicht en stap in bad. De blauwe plekken op m’n been lijken eindelijk weg te trekken. Mijn moeder vroeg nog hoe ik aan die plekken kwam. Ik zei dat ik van de trap was gevallen, maar ik wist dat ze dat niet geloofde. Toch liet ze het daarbij zitten. Ze wist dat ik je niet kon verraden.
Na tien minuten stap ik uit bad en pak een handdoek uit de kast. Met zorg droog ik me af. Eerst m’n voeten, dan m’n benen, billen, buik, rug en armen. Mijn haren draai ik in de handdoek. Ik trek je shirt weer aan. Uit mijn make-up tasje haal ik een potje nagellak tevoorschijn. Ik loop naar beneden en ga op de bank bij het raam zitten. De t.v. zet ik op MTV. Mijn teen- en vingernagels krijgen een perzikkleurtje. Ik hou er niet van maar ik weet dat jij het wel mooi vindt. Daarom doe ik het. Voor jou.
Het is kwart voor twaalf. De telefoon begint glad te worden van mijn klamme handen. Je neemt niet op. Waarom neem je niet op? Hij gaat nog steeds. Neem nou op, verdomme. Neem die telefoon op.
Geen gehoor. Ik leg de telefoon weer neer. Ik vraag me af wat je aan het doen bent. Ik zie je kantoortje voor me. Je collega zit op je bureau. Ze heeft haar rokje opgestroopt en haar slipje hangt op haar enkels. Jij loopt naar haar toe. Ondertussen doe je je riem af en knoop je je broek los. Je broek valt van je heupen en je belandt tussen haar benen. Ze zoent je wild op je mond en probeert haar tong bij je naar binnen te werken. Je staat het toe. Je pakt haar bij haar middel vast en trekt haar naar je toe. Tussen de bergen papier breng je haar naar haar hoogtepunt. Jijzelf komt niet lang daarna.
Ik kijk naar buiten. De zon schijnt nog steeds. Het is de hele week al mooi weer. Wij hebben geen kans gehad om daar samen van te genieten. Je moest werken.
Ik loop naar de keuken. De schuifdeur zet ik open. Een zacht briesje waait naar binnen. Als ik de koelkast open doe, besef ik me dat ik alleen je shirt aanheb. De kou laat kippenvel op mijn benen verschijnen. Ik haal een pak melk tevoorschijn en begin eruit te drinken. Je vindt het leuk als ik uit het pak drink. Normaal zou ik een glas pakken, maar vandaag niet. Vandaag is het de moeite niet waard. Ik loop naar buiten en ga op het houten bankje zitten. Ik hou van dit bankje. Het staat hier al een eeuwigheid. Veel mensen hebben hier hun achterwerk laten rusten. Het heeft een geschiedenis. Ik ben een deel daarvan.
Ik kijk de tuin in van de buren. Jullie hebben beiden geen moeite gedaan om een hoog hek neer te zetten. Het terrein wordt slechts gescheiden door een muurtje van nog geen meter hoog. Het grasveld is goed onderhouden. Zelfs het grind ligt precies goed. Geen steentje buiten de grenzen van het pad te bekennen. Een paar stoelen staan naast de schuur. Zonnestralen strelen mijn huid. De buurman komt naar buiten. Hij lacht, groet me en kijkt naar m’n kruis. Ik lach en groet hem terug. M’n benen spreid ik een beetje. Het is een leuke buurman. Een jaar of 35, halflang krullend donker haar, goed lichaam en prachtige bruine ogen. Binnen gaat de telefoon.
“Hallo?” Ik hoor je stem. “Lieverd? Ben je daar?” “Hoi schat.” Je haalt opgelucht adem en vroeg waarom ik had gebeld. Ik zeg dat ik gewoon je stem wou horen. Je lacht en weet dat dat gelogen is. We praten even over het weer en hoe erg je er van baalt dat je niet bij me bent. Na een paar minuten hangen we op. Ik loop weer naar buiten. De buurman zit er nog steeds. “Lekker aan het genieten van het zonnetje, buur?” Vraag ik. De buurman lacht en zegt dat ik hem wel Koen mag noemen. Ik herhaal de vraag, maar dit keer zeg ik Koen in plaats van buur. Hij lacht weer en zegt ja. Hij kijkt voor de tweede keer naar m’n kruis en er gaat een rilling door me heen. Ik vraag of zijn vrouw aan het werk is. “Ja, helaas wel”, is het antwoord. Ik spreid m’n benen weer een stukje en zijn ogen zijn nog steeds op mijn kruis gericht. In gedachten zie ik hem opstaan en naar me toe lopen. Hij gaat door z’n knieen en spreid mijn benen helemaal. Hij kust de binnenkant van m’n bovenbeven. Mijn ademhaling wordt sneller en de gedachte alleen al windt me enorm op. Ik begin het warm te krijgen en dat is Koen niet ontgaan. “Misschien moet je toch maar weer binnen gaan zitten”, grapt hij. Ik lach en stem in. Binnen ga ik weer op de bank zitten. MTV staat nog steeds aan.
----
Edit: misschien wel aardig om er even bij te zetten dat ik graag commentaar, opbouwende kritiek en verbeteringen verzoek.

Het is de eerste keer dat ik echt een paar dagen bezig ben met een verhaal en er zoveel tijd aan besteed. Vandaar dus dat ik jullie opmerkingen graag wil horen.