Een flat telt verdiepingen als tranen teneer,
reden temeer voor wroeging op een dergelijk tijdstip.
Als ik op mijn horloge kijk, schuift tijd voorbij
als een wagen vol karkassen aan een uitgehongerd esquadron.
De mannen met geweren en al even uitgeputte helmen,
mijn gemoed naast de modderige schoenen in het reeds
kapotgeschoten veld verzonken.
Verlaten geestdrift vindt zijn vloed.
Ik ontwaak en zie een straat. Zonder die enkle vaart
op vier tot in krankzinnigheid geplaagde cirkels zwoegend,
zou ik hier mijn stilte zonder twijfel niet eens hebben opgemerkt.
De schaduw zou slechts een ogenblik lang eenzaamheid
hebben gesneden tot een kader
en ik zou zijn doorgelopen.
|