[NA] Lenzen

Ik ben bezig met natuurkunde1, en ik snap niet precies wat ze met de vraag bedoelen én hoe ik het zou moeten uitrekenen.

De vraag is:
Op 30 cm voor een scherm staat eenlampje met een gloeidraad van 1,2 cm lengte.
a. Bereken waar een lens moet staan met een brandpuntsafstand van 3,68 cm om een 6x vergroot beeld te krijgen:
--> Met behulp van de lenzenformule en lineaire vergroting kreeg ik hieruit het antwoord : 4,3 cm. Dit antwoord is goed.

B. Bereken hoe ver en in welke richting de lens verschoven moet worden om voor een tweede keer een beeld op het scherm te krijgen.

Ik snap de vraagstelling niet geheel en ik weet niet hoe ik dit aan zou moeten pakken eigenlijk . Bedoelen ze dat je voor de tweede keer een reeël beeld op het scherm krijgt of wat bedoelen ze precies?

C. Bereken de grootte van het beeld van de gloeidraad in dit laaste geval.
Deze vraag kan ik wel oplossen als ik weet hoe B moet

Ik hoop dat jullie mij enigszins hiermee opweg kunnen helpen

[mathfreak]

Evatjuhhhh schreef op 09-09-2006 @ 17:39 :
Ik ben bezig met natuurkunde1, en ik snap niet precies wat ze met de vraag bedoelen én hoe ik het zou moeten uitrekenen.

De vraag is:
Op 30 cm voor een scherm staat een lampje met een gloeidraad van 1,2 cm lengte.
a. Bereken waar een lens moet staan met een brandpuntsafstand van 3,68 cm om een 6x vergroot beeld te krijgen:
--> Met behulp van de lenzenformule en lineaire vergroting kreeg ik hieruit het antwoord : 4,3 cm. Dit antwoord is goed.

B. Bereken hoe ver en in welke richting de lens verschoven moet worden om voor een tweede keer een beeld op het scherm te krijgen.

Ik snap de vraagstelling niet geheel en ik weet niet hoe ik dit aan zou moeten pakken eigenlijk . Bedoelen ze dat je voor de tweede keer een reeël beeld op het scherm krijgt of wat bedoelen ze precies?

Het lampje staat op 30 cm voor het scherm. Stel dat de lens zich op b cm van het scherm bevindt, dan geldt: b+v=30, dus b=30-v. Invullen in de lensformule geeft dit: 1/v+1/(30-v)=30/[v(1-v)]=1/3,86, dus v(1-v)=30*3,86, dus v²-v-115,8=0, dus v=(1-sqrt(1+463,2)/2=-10,27 cm en b=40,27 cm of v=(1+sqrt(1+463,2)/2=11,27 cm en b=18,73 cm. Omdat v positief moet zijn vinden we: v=11,27 cm en b=18,73 cm. De lens wordt dus 18,73 cm-4,3 cm=14,43 cm van het scherm weggeschoven.
De vergroting is nu uit te rekenen, evenals de grootte van het beeld.