Advertentie | |
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
Als je deze allemaal onder elkaar zet: ......0000000000000002003 ......0000000000000020030 ......0000000000000200300 ......0000000000002003000 .. .. 20030000000..... 02003000000...... 00200300000000...... 0002003000000....... Je ziet dat als je de verticale kolommen optelt, je overal 5 als uitkomst hebt (1 keer 2, 1 keer 3, de rest nullen), behalve bij de eerste 3 en de laatste 3. Je hebt 3 keer 2 en 3 keer 3, dit maakt samen 3 keer 5. Je hebt dus (aantal kolommen -3)*5 als uitkomst. De 2003 enen maken 2006 kolommen samen (ga maar na, als je een 1 met 2002 nullen had, zou je nu 2003 met 2002 nullen krijgen, dus 2006 kolommen. De verdere enen hebben geen invloed op de lengte van de uitkomst, omdat geen enkel product op zijn plaats boven de 10 uitkomt). Antwoord dus (2006-3)*5=10015 (antwoord b)
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
De rechtste kolom X+Y+Z levert een X op, als het om eenheden gaat. Dit betekent dat Y+Z deelbaar moet zijn door 10. (bijv. Als je een getal hebt dat op een x eindigt, en je telt daar 2 andere getallen bij op, die op een y en een z eindigen, dan tel je in de rechtse kolom alleen die x, y en z bij elkaar op. Er kan dan alleen maar x uitkomen, als y+z 0 oplevert als het om eenheden gaat, stel y+z=11, dan eindigt x+y+z op x+1 (of op 0 als x=9).) Omdat x,y,z tussen 1 en 9 liggen, moet Y+Z dus gelijk zijn aan 10 (20 kun je niet maken met twee getallen onder de 10 en iets hogers dus al helemaal niet). Dus Y+Z=10 X+Y+Z is dus gelijk aan 1X (voor de X vul je de uiteindelijke X in). Als je naar de som gaat kijken, zou je dus X+Y+Z, is X opschrijven, 1 onthouden. Dan krijg je X+Y+Z+1=ZY. Omdat Y+Z=10, kan X+Y+Z+1 dus hoogstens 20 zijn. Maar omdat Y geen 0 mag zijn, moet Z wel 1 zijn. Dit betekent dat Y=9. We zien nu dat X+Y+Z=1X en X+Y+Z+1=1Y, dit betekent Y=X+1, dus X=8 Reken maar na 88+99+11=198 (ik hoop dat je de redenering een beetje gesnapt hebt)
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
Een cirkel heeft een oppervlakte van Pi*r2, waarbij r de straal is. Bij een diameter van 4, hoort een straal van 2 meter. Per tuin wordt er dus Pi*22=4*Pi m2 geschoffeld. Voor 4 tuinen komt dit dus neer op 16*Pi m2. 4 mensen hebben er 4 uur aan gewerkt, dit komt neer op 16 manuren. Dit betekent dat 1 tuinman 16*Pi/16=Pi m2/uur schoffelt. Een tuin met diameter 6, heeft straal 3, dus oppervlakte Pi*9 m2. Voor 6 tuinen, komt dit neer op 54*Pi m2. Een tuinman schoffelt Pi m2/uur, dus kost dit werk 54 manuren. Verdeeld over 6 tuinmannen, kost dit 54/6=9 uur.
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
||
Citaat:
{X + Y + Z = X + 10a {X + Y + Z + a = Y + 10 Z dit stelsel valt te vereenvoudigen tot {10a = Y +Z { 9Z = X + a of in een lijntje: 89Z - 10 X = Y Daar ben je tot nu toe niet zo veel mee, maar je weet dat ze elk een getal zijn, dus kan 10X maximaal 90 zijn waarbij X = 9, maar er geldt ook dat 0 <= Y <= 9, waardoor het verschil tussen 90 en 89Z in hetzelfde interval moet liggen. Voor X is 9 is dat onmogelijk, omdat je voor Z minimaal 2 nodig hebt om daarboven te komen zodat je een groter verschil hebt. Dan maar eentje afzwakken. Voor X kom je dan 8 uit, en de eerste waarde van 89Z die 80 overstijgt is met Z=1, wat als verschil Y=9 zou opleveren. Alles mooi, dus gaan we alles nog maar eens testen: 88 99 11 ----- + 198 ==> Yes!
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
Een getal is deelbaar door 5, als het eindigt op een 5 of een 0 en nooit anders. Als y=xxxxx6 de som is van de cijfers van een bepaald getal en het laatste cijfer van dit getal is een 6, dan werkt het: y+1 heeft som xxxxx7, y+2 xxxxx8 en y+3 xxxxx9. y+4 zou som xxxx(x+1)0 hebben en dus deelbaar zijn door 5, maar omdat het laatste cijfer van y gelijk is aan 6, gaat y nu dus van ......z9 naar ......(z+1)0 en dus neemt de som met 8 af, in plaats van met 1 toe. De som van y+4 is dus gelijk aan xxxxx1. y+5 xxxxx2, y+6 xxxxx3 en y+7 xxxxx4. Omdat xxxxx5 deelbaar is door 5, is y+7 dus niet meer goed. Je hebt dus 8 getallen achter elkaar die voldoen.
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
||
![]() |
Citaat:
Bekijk: 1 x 2003 = 2003 -> som = 2 + 0 + 0 + 3 = 5 Bekijk: 11 x 2003 = (10+1) x 2003 -> 20030 + 2003 -> som = 2 + 0 + 0 + 0 + 3 + 0 + 2 + 0 + 0 + 3 = 10. Je ziet dat meer enen leiden tot nullen achter 2003. (zo geeft een getal met twee enen 20030). Nul heeft echter geen invloed op de som van de getallen. Je begrijpt nu misschien dat als "1 enen" (dus gewoon het getal 1) het getal 1 x 5 oplevert en het getal 11 (2 enen) het getal 2 x 5 oplevert en je weet dat dit zo doorgaat, een getal met 2003 enen dus 2003 x 5 = 10015 zal opleveren. Antwoord is dus B (zoals al werd berekend) 2) Maak gebruik van een assenstelsel. Je weet nu de coordinaten van T (precies tussen S en R in!) en van Q en van P. Om deze driehoek kun je een rechthoek (vierkant) leggen en de oppervlakte uitrekenen. Trek hier de oppervlakte van de rechthoekige driehoeken af, en je houdt de oppervlakte van PQT over. Het antwoord is C: 1/4 |
![]() |
||
![]() |
Citaat:
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
|
![]() |
[QUOTE]pino123 schreef op 28-01-2005 @ 18:42 :
[ 4)Harry schrijft een rij opeenvolgende positieve gehele getallen op. Elk getal in de rij heeft de eigenschap dat de som van de cijfers niet deelbaar is door 5. Hoeveel getallen kan hij hoogstens opschrijven? a) 4 b) 6 c) 7 d) 8 e) 9 Dit is gewoon uitproberen begin je bij 1 kom je maar bij 3 123=6 1234=10 bij 2 kom je maar bij 2 , 23=5 bij 3 3456=18 34567=25 (4 dus) bij 4 45=9 +6 =15 bij 6 = 678 =21 +9=15 bij 7= 78 =15 bij 8= 8,9,10, = 18 + 11(2) = 20 dus maximaal 4 mogelijk |
![]() |
||
![]() |
[QUOTE]Supersuri schreef op 30-01-2005 @ 01:49 :
Citaat:
6,7,8,9,10,11,12,13 zijn 8 opeenvolgende getallen waarvoor de som van hun cijfers niet door 5 deelbaar is.
__________________
Relativeren is een werkwoord
|
![]() |
||
Citaat:
Nu heb je dus bewezen dat elke zijde van het kleine vierkant gelijk is aan wortel 2 / 2, dus is de oppervlakte van dat vierkant gelijk aan wortel 2 / 2 kwadraat = 1/2. En de oppervlakte van een driehoek is basis maal hoogte gedeeld door twee, maar wilt het nu dat de basis een zijde van het vierkant is en de hoogte ook, als je hem verschuift. Dus 1/2 /2 = 1/4 inderdaad ![]()
__________________
vaknar staden långsamt och jag är full igen (Kent - Columbus)
|
![]() |
|
|
![]() |
||||
Forum | Topic | Reacties | Laatste bericht | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[WI] Wiskunde puzzel Japperdepap | 1 | 03-11-2014 19:40 | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[WI] Morse converteren Tijdschrift | 0 | 16-03-2009 22:11 | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[WI] chi-kwadraat-toets (?) (statistiek) Verwijderd | 11 | 31-08-2006 19:54 | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[wi] Probleem van de week Verwijderd | 11 | 14-04-2005 12:25 | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[wi]Probleem van de week Verwijderd | 8 | 07-04-2005 10:44 | |
Huiswerkvragen: Exacte vakken |
[wi] Weer een probleem van de week Verwijderd | 10 | 15-03-2005 10:23 |