U gaat uzelf te buiten aan archaïsche woordspelingen en gedachten, prachtig dat u dit zo durft vol te houden buiten uw dichtgebied, maar helaas, spelfouten maken dit tafereel erg treurig. Niet alleen in uw dichtwerk, maar ook in uw gewone conversatie zijn dt-fouten geslopen en dit doet mij ernstig twijfelen aan de manier waarop u uzelf placht voor te doen.
Verder vroeg ik mij af, de laatste strofe loopt nogal vreemd, is dat uw bedoeling? En is het verder uw bedoeling dat het laatste werkwoord in de verleden tijd staat terwijl de rest van de strofe in tegenwoordige tijd is opgesteld? Het lijkt mij nogal vreemd omdat altoos nogal een continuïteit uitstraalt en dit zich moeilijk alleen in het verleden zal hebben afgespeeld. Verder is het opmerkelijk dat u het de gehele tijd over de schoonheid heeft in haar vrouwelijke vorm, waarom kiest u ervoor om in de derde strofe een kwaad te gaan beschrijven met deze zelfde vrouwelijke vorm, het is nogal een verwarrende situatie.
Tenzij u de tweezijdigheid van die schoonheid zou willen beschrijven, maar dat doet u teniet met de laatste twee zinnen, dus dat betwijfel ik ten zeerste.
Het dubbele gebruik van altoos vind ik overigens teveel, de laatste twee zinnen hadden voor mij niet gehoeven, ik zie een gebrek aan interpunctie, maar wel gebruik van hoofdletters, een opeenstapeling van mooie zinnen en woorden in een redelijk aantrekkelijk metrum, een interessant gebracht maar nogal cliché beeld, maar het totaal valt gewoon uit elkaar door gebrek aan afwerking en vastroesting in een patroon. Ik ben er van overtuigd dat we nog mooie dingen van u zullen lezen, als u zich maar niet laat leiden door uw verbetenheid te willen zijn wat u niet bent.
|