Voorbeeld 1: Bereken de molariteit van een azijnzuuroplossing met een pH van 2,56.
Oplossing: pH = 2,56 betekent dat [H
3O
+] = 10
-2,56 mol/l. Met tabel 49 van Binas vinden we dat

. Omdat [H
3O
+] = [CH
3COO
-] = 10
-2,56 mol/l vinden we dat

, dus [CH
3COOH]∙1,8∙10
-5 = 10
-5,12, dus

.
Voorbeeld 2: Bereken de pH van een 4 M ammonia-oplossing.
Oplossing: ammonia is een oplossing van ammoniak in water. Met tabel 49 van Binas vinden we dat

.
Stel dat er x mol ammoniak per liter splitst, dan geldt: [NH
4+] = [OH
-] = x en [NH
3 = 4-x, dus

. Als we aannemen dat x veel kleiner is dan 4 mol/l mogen we de term x in de noemer verwaarlozen, dus

, dus x² = 4∙1,8∙10
-5 = 7,2∙10
-5,
dus x = √(7,2∙10
-5) mol/l = √(72∙10
-6) mol/l ≈ 8,49∙10
-3 mol/l, dus pOH = -log 8,49∙10
-3 ≈ 2,07,
dus pH = 14-2,07 = 11,93.
Voorbeeld 3: Bereken in welke verhouding een azijnzuuroplossing en een natriumacetaatoplossing moeten worden gemengd om een bufferoplossing met een pH 5 te krijgen.
Oplossing: met tabel 49 van Binas vinden we dat pK
z = 4,74. Met behulp van de bufferformule vinden we dan dat

, dus

, dus

, dus

, dus als we uitgaan van een 1 M natriumacetaatoplossing en een 0,56 M azijnzuuroplossing kunnen we zo de gevraagde bufferoplossing verkrijgen.