Naar aanleiding van het topic van Raakvlak, dat hij volgens mij overigens weer verwijderd heeft, een tekstje over een kerk. In minder dan 15 minuten gemaakt, en minder dan 500 woorden. Het leek me wel een leuk uitgangspunt voor een nieuw verhaaltje, maar dat komt nog wel...
Het maanlicht viel schimmig door de gebroken ramen. Het overgrote deel van het glas in lood was vernietigd en hing in scherven aan het kozijn, en in dit licht zag het altaar er angstaanjagend uit. Overal lag puin, overal was het chaos, en temidden van die chaos stond een jongen.
Uren stond hij daar al, of althans, zo leek het, hij bewoog niet, hij stond daar, bevroren, net als de andere standbeelden. Alleen waren daar slechts delen van over. Het vallende gesteente had blussen uit hun lijven geslagen, hun lichamen ontarmd. Het beeld van de heilige Maria lag onthoofd naast haar sokkel, omgeven door puin, maar gevrijwaard van verdere vernietiging door de ijzeren orgelpijpen, die door de lawine van puin, hetgeen eerst de hoge kerktoren was, omgebogen waren en het beeld hadden beschermd.
Dit beeld raakte de jongen. Enerzijds zag hij het als een teken van God, maar wat kon het voor teken zijn, als al het andere vernietigd was? Wat zou het in godsnaam kunnen betekenen voor alle anderen, zijn naasten, die hij voor zijn ogen had zien sterven?
Het was laat in de ochtend gebeurd. Wat wist hij niet, maar de gevolgen had hij met open ogen aanschouwd. De klap wekte hem uit zijn slaap, en hij had nog net de benedenliggende verdieping kunnen bereiken voor een tweede inslag zijn kamer, de zolder van het huis, vernietigde. Hij had de volgende trap niet kunnen bereiken, de rest van het huis bezweek onder diezelfde klap en gleed langs hem heen omlaag. De trap, verankerd in de buitenmuur, was het enige van het huis wat bleef staan.
Pas toen de laatste korrels puin, de laatste klappen, gevallen waren had hij zijn ogen weer durven openen. De ravage was totaal. Alles om hem heen was met de grond gelijk gemaakt. Slechts enkele muren stonden nog overeind, enkele muren van de wijk, alle huizen waren vernietigd. De lucht was gevuld met zwarte rook van de brandjes die hier en daar waren ontstaan, ook onder hem was vuur...
Daar, in het midden van de verwoeste kerk, speelden de beelden zich nogmaals voor hem af. Uren had hij daar gelegen, op die paar treden die de vernietiging hadden overleefd. Hij had geschreeuwd, geschreeuwd om zijn ouders, en later, om wie dan ook. Maar niemand kon hem horen, niemand riep terug.
Uiteindelijk had hij zich naar beneden laten vallen, slechts enkele meters, tot waar het puin begon. En hier was zijn zoektocht geeindigd.
Plotseling kwam hij in beweging, en liep hij richting het altaar. De gouden ornamenten waren bedekt met een fijne laag stof en as. Hij keek ernaar. De gouden kelk was omgevallen en had een grote wijnvlek achtergelaten op het stoffige doek.
Met een schok sprong de jongen over de laatste brokken heen, en toen hij zag wat er achter het altaar lag deinsde hij met schrik achteruit. Toen hij de beker had zien liggen wist hij het al, en nu zag hij het met eigen ogen. De priester was dood. Het houten kruis dat eeuwen aan de muur had gehangen was op hem neergekomen en had zijn borstkas kapotgedrukt tegen de stenen vloer. Even ging er een gevoel van walging door zijn lichaam, toen keerde de jongen zijn blik af.
Resoluut liep hij weg van het tafereel van ontering. Hij had gehoopt dat het geloof hen niet verlaten had, maar de Heer had zijn vertrouwen geschonden. Het vertrouwen was weg. Zelfs hier huisde alleen nog vernietiging.
De jongen trok de zware houten deur achter zich dicht en liep met stevige stappen de wereld in. Had hij een andere keuze? Nee. Maar hij moest verder, ergens moest er nog leven zijn.
__________________
Recht voor je raapje!
Laatst gewijzigd op 29-12-2004 om 15:26.
|