|
“Pappa?”
”Ja?”
“Heb jij het koud?”
“Nee”
“Heb jij het dan warm?”
“Nee”
“Maar wat heb jij dan?”
“Hm…gewoon goed”
Ik glimlachte. Mijn pappa was sterk. Hij was moedig en mooi, dat zij mamma altijd. Later zou ik net zo worden als hij. Net zo groot en net zo stoer.
Ik keek weer voor mij uit. De hemel werd steeds donkerder. En naarmate het donkerder werd verschenen er steeds meer lichtstipjes.
“Heb jij het soms heel erg heet?”
“Nee”
Ik haalde mijn schouders op. Soms was mijn pappa ook heel raar. Dan zat hij heel stilletjes, op ons muurtje, te staren naar iets. Ik wist niet wat. Waarschijnlijk zou ik dat ook nooit weten. Als pappa naar de hemel keek dan mocht je eigenlijk niets vragen. Dat was verboden. Maar toch deed ik het, want ik wilde nou eenmaal veel weten.
“Pappa, wat is dat?”
“Een vallende ster”
“Gaat ‘ie dan kapot vallen?”
“Nee”
Een vallende ster, dacht ik, hoe kan er nou zomaar een ster naar beneden vallen? Zouden die mensen die daar wonen dan niet geplet worden?
“Pappa?”
“Ja?”
“Waarom valt die ster?”
Mijn vader draaide zijn gezicht naar mij toe. Nog nooit had hij dat gedaan, enkel om te zeggen dat we naar huis gingen omdat ik naar bed moest. Hij keek me doordringend aan. Ik bedacht dat hij misschien wel eens boos zou kunnen zijn, omdat ik hem had gestoord.
“Als er een ster uit de hemel valt betekent dat, dat er iemand door de hemelpoort is gelopen.”
“De hemelpoort?”
“Ja, de hemelpoort”
Mijn wenkbrauwen had ik lichtelijk omhoog getrokken, geïnteresseerd keek ik naar mijn vader. Zijn gezicht stond bedenkelijk en voor enkele seconden sloot hij zijn ogen.
Plots vlogen die weer open en gaf hij een glimlach.
“Toen mijn opa overleed vertelde mijn vader dat ik goed op de hemel moest letten. Zodra er een vallende ster voorbij schoot dan moest ik bedenken dat opa in de hemel aan was gekomen. Hij had van God de gelegenheid gekregen om door de hemelpoort te lopen en het eeuwige paradijs in zijn hart te sluiten. Die gelegenheid is belangrijk, jongen, onthoudt dat”
Met open mond luisterde ik naar mijn vader. Soms vertelde hij zulke mooie verhalen dat ik er nog van droomde in mijn slaap. Ik wilde ook naar die hemelpoort, ik wilde ook het paradijs in mijn hart, ookal wist ik niet precies wat dat was.
“Gaan er veel mensen dood?”
“Ik denk zo’n 86400”
“Per dag?”
“Ja”
Mijn mond viel open. Zoveel mensen dood per dag. Dat was best veel. Hoe zou het dan kunnen dat de mensen niet op waren? Na een dag moest iedereen dan toch wel dood zijn.
“Waarom leven wij dan nog, als er zoveel mensen dood gaan?”
“Omdat er tegelijkertijd ook mensen worden geboren”
“Net zo veel?”
“Nee, er worden meer mensen geboren dan er dood gaan”
Zo zat het dus. Iedere keer als er iemand overleed dan kwam er ook een kindje bij. Dat was een mooie gedachte. Zo zouden de mensen nooit op gaan. Ik haalde opgelucht adem en keek weer naar de nu bijna zwarte hemel voor mij. Alle sterretjes waren te zien en ik probeerde het steelpannetje te zoeken. Mijn vader had hem alweer gevonden, hij was daar zo goed in. Soms deden we een wedstrijdje, meestal won hij.
“Gaan we naar dromenland?”
“Nu al?”
“Ja, morgen weer vroeg op”
“Oké”
Ik sprong als eerste van het muurtje af en liep sloffend de helling af. Ineens hoorde ik gehijg en gestommel achter mij.
“Ik ben toch eerder beneden!”
“Niet waar!”
Ik begon ook te rennen maar kon mijn vader niet inhalen. Het scheelde niet veel of mijn lichaam ging harder dan mijn benen aankonden. De helling was redelijk stijl en voor mijn gevoel ging ik met honderd kilometer per uur naar beneden. Ik spreidde mijn armen en deed alsof ik een straaljager was.
De steen had ik niet zien liggen. Een straaljager hoefde toch ook niet uit te kijken voor stenen? Met een harde klap kwam ik neer in het natte gras. Mijn neus in de aarde gedrukt.
“Pappa!”
Ik voelde dat mijn knie pijn deed en ik probeerde op te krabbelen. Het lukte me niet, maar gelukkig kwam mijn vader al aangelopen.
“Zoon, wat doe je nou weer?”
“Er lag ineens een steen en…”
“Ineens? Dat kan niet”
“Nou, er lag gewoon een steen en ik zag hem niet”
“En dus struikelde je?”
“Ja”
Mijn vader pakte me onder mijn oksels en hees me overeind. Ik keek naar beneden en zag dat mijn knie bloedde. Snel greep mijn vader me bij mijn pols en trok me mee het laatste stukje van de helling af.
“Ga ik nou dood?”
“Nee, natuurlijk niet”
Mijn vader was geïrriteerd, dat hoorde ik aan zijn stem. We liepen snel. Mijn pols was strak omklemd en ik vroeg me af of mijn hand nu aan het afsterven was. De dood is mooi, dacht ik. Zou mijn hand dan in zijn eentje naar de hemelpoort gaan? Het leek me wel spannend. Misschien bleef mijn hand juist hier en ging ik met de rest van mijn lichaam naar de hemelpoort. Ik wist het niet. Waarschijnlijk zou ik dat ook nooit weten.
We liepen het laatste stukje over het gras en vervolgens opende mijn vader het tuinhekje om de tuin te betreden. Mijn gympen schuurden langs de hobbelige stenen. Mijn veters waren los, mamma zou misschien boos worden. Een paar dagen geleden was ik gevallen omdat ik op mijn eigen veter had gestaan. Toen was mijn andere knie gaan bloeden. Misschien had mamma wel helemaal geen verbandjes meer. Dan zou het blijven bloeden en dan was het mijn been die naar de hemelpoort zou gaan. Zou mijn been toestemming krijgen van god? Nee, want mijn been had geen hart. Hoe moest dat dan?
“Jongen, wat heb je nou weer gedaan?”
“Ik ben gevallen”
“Ja, dat zie ik, alweer”
Mijn moeder tilde me op van de grond en bracht me naar de keuken waar ze me neerzette op de eettafel. Hij voelde koud aan tegen mijn dijbenen. Ik had een korte broek aan, het was lekker weer geweest vandaag. Pappa had me daarom meegenomen naar het grote meer, die aan de andere kant van de heuvel lag. Mijn pappa noemde het een heuvel, ik een berg. Hij zei dat het kwam omdat ik kleiner was en dan leek de heuvel groter, dus een berg.
“Houd je been stil!”
Gelukkig, mijn mamma had nog verbandjes. Zorgvuldig als altijd verbond ze mijn bloedende knie. Een klein kusje volgde en ze keek me zelfvoldaan aan.
“En nu gauw naar bed toe”
Mijn glimlach verdween en ik keek haar met een boos gezicht aan. Ik wilde nog helemaal niet naar bed, ookal wist ik dat ik moest. Als ik het steelpannetje had gezien moest ik gaan slapen.
Mamma tilde me van de tafel af en zette me op de grond. Haar hand gaf een tikje tegen mijn billen, nat door het gras.
“Vort! Ik kom zo bij je!”
Ik liep de keuken uit, richting de trap. Vermoeid pakte ik de brede leuning vast en zette mijn linker voet op de eerste trede. Mijn tweede been volgde en hulpeloos wachtte ik op mijn derde been. Waarom had ik er maar twee? Al onze dieren hadden er ook vier. Mijn mamma zal wel niet genoeg verbandjes hebben voor vier benen, bedacht ik. Het leek me een logische reden.
Toen ik uiteindelijk bovenaan de trap stond voelde ik me moe. Mijn ogen leken op mijn tenen te hangen en ik kon mij nog amper voort bewegen.
Plots hoorde ik de gouden ring van mijn moeder op de trapleuning tikken.
“Schiet je nou al op?”
“Ja, mamma”
Ik liep naar de badkamer en trok met moeite al mijn kleren uit. Voorzichtig liet ik mijn broek over mijn knieën glijden. Het verbandje mocht niet loslaten. De kleding verdween in de rieten wasmand en ik trok mijn pyjama uit het pyjamakastje. Ik had hem zelf uitgezocht. Een blauwe pyjama, met koeien erop. Dat waren mijn lievelingsdieren. Maar dan moesten ze wel bruin zijn. Zwart met wit vond ik niet mooi. Het waren beiden geen kleuren, bruin wel.
Ik zocht mijn tandenborstel op het wastafelplankje. Waarom was ik niet groter? Mijn benen waren te kort, ik kon nooit bij de spulletjes waar ik niet bij kon. Ik was niet lang genoeg. Ik schoof het krukje voor de wastafel en klom erop. Nu was ik wel groot genoeg en pakte mijn tandenborstel. Ook die was in de vorm van een koe. Eerst had mamma een zwart/witte koe gekocht, maar die vond ik niet mooi. Toen heeft ze hem terug gebracht en een tandenborstel met een bruine koe voor me gehaald.
De tandenborstel bewoog niet, maar mijn hoofd wel. Eerst links, dan rechts, weer links en dan weer rechts. Zo ging het twee minuten lang, dat moest van de tandenarts. Soms deed ik het zelfs drie minuten, misschien zouden mijn tanden er dan ’s nachts uitvallen en dan kwam de tandenfee langs. Van de tandenfee kreeg ik altijd geld, ik vond haar lief.
“Mannetje, ben je klaar?”
“Ja”
Ik hoorde mijn mamma de trap op komen, haar kettingen rammelden om haar nek en haar gouden ring tikte weer op de trapleuning. Sloffend liep ze de badkamer in. Een brede glimlach verscheen op haar gezicht en ze stopte haar vinger in haar mond.
“Kom hier”
Ik liep naar mijn mamma toe en direct smeerde ze haar natte vinger uit over mijn wang. Wild schudde ik mijn hoofd en deed een stap naar achteren.
“Ik ben al schoon!”
“Maar lieverd, je hebt tandenpasta op je wang”
“Nou en!”
Mijn moeder haalde haar schouders op en liep de badkamer weer uit. Ik volgde haar. Mijn vingers geleden over de muur naast mij. Het voelde gek aan, rimpelig.
“Loop eens door”
Ik versnelde mijn pas en liep de slaapkamer in. Nog meer koeien, dacht ik. Deze kamer was vol koeien. Eens had ik gevraagd of ik Berta op mijn kamer mocht houden. Toen had mamma gezegd dat, dat niet mocht. Ik vond dat echt stom. Maar pappa wilde het ook niet.
“Nou, snel je bedje in”
Ik klom op mijn bed en trok het koeiendekbed over me heen. Gelukkig was mijn bedje al warm, ik had het namelijk koud. Mamma ging op de rand van mijn bed zitten en aaide me over mijn hoofd. Ik vond het altijd lekker als ze dat deed. Langzaam voelde ik mijn oogjes dichtvallen. Dit was mamma’s tactiek, nu hoefde ze niet voor te lezen. Ik twijfelde of ik alsnog zou vragen of ze wilde voorlezen, maar dit kriebelen was ook wel fijn.
Plots stopte het kriebelen en ik voelde een natte zoen op mijn voorhoofd.
“Welterusten, ventje”
“Slaap lekker, mamma”
Ik zwaaide nog eventjes, totdat de deur achter haar dicht viel. Ik snoof diep, draaide me op mijn linker zijde en viel in slaap. Dromend over koeien die omringd werden door vallende sterren.
“Mamma! Pas op!”
Ik rende over het gazon op mijn moeder af. Mijn armen waren gespreid en ik maakte een zoemend geluid met mijn lippen op elkaar. Nu was ik een straaljager. Gisteren had ik er nog eentje over zien vliegen. Prachtig, had ik gefluisterd. Oorlog, had mijn moeder gezegd. Ik wist niet wat dat precies was, maar toen ik het vroeg kreeg ik geen antwoord. Dat was niet voor kleine kinderen, zei mijn vader. Soms hoorde ik mijn pappa en mamma wel eens over oorlog praten. Daar gingen ook veel mensen dood. Misschien was dat wel de reden dat er zoveel mensen dood gingen per dag. Maar waar kwamen die kindjes dan vandaan?
Ik was gestopt met rennen en stond nu al denkende met mijn blote voeten in de modder te wroeten. Het was al een beetje koud geworden maar de modder was nog steeds warm door de voorheen brandende zon. De bruine massa maakte vreemde geluiden. Mijn koeien waren ook bruin maar die deden toch anders. Koeien loeien, dacht ik.
“Mamma, ga jij vanavond ook mee naar de vallende sterren?”
“Gaan we een sterrenreis maken?”
“Nee, gewoon alleen kijken”
“Misschien”
Mamma was aan het naaien, ze maakte een nieuwe broek voor mij. Al mijn oude broeken had ik kapot gemaakt door het vallen. Soms was mamma heel boos, want naaien ging niet zo snel. Gelukkig was deze broek nog heel. Opnieuw spreidde ik mijn armen en rende over het gazon heen, deze keer niet naar mijn mamma. Zoemend sprong ik op en neer, schreeuwend van plezier.
Toen ik een noodlanding wilde maken viel ik met een plof in het gras neer. Tegelijkertijd klonk een gigantische knal.
“Mamma, dat waren mijn straalmotoren! Ze zijn ontploft!”
Ik glimlachte breed en keek naar mijn moeder. Ik dacht dat ze het niet gehoord had, want ze stond op en liep zonder wat te zeggen naar de stallen toe. Nieuwsgierig volgde ik haar figuur met mijn ogen. Met een versnelde pas liep ze richting de koeien. Wat ging ze doen, mijn vliegtuig was hier geland. Hier was hulp nodig.
“Mamma!”
Ik kreeg geen gehoor. Het was helemaal stil. Er floten zelfs geen vogeltjes meer. Ineens helemaal uit het niets, ik schrok me een ongeluk, hoorde ik een keiharde schreeuw. Mijn ogen waren wijd open gesperd en ik vloog als een omgekeerde vallende ster overeind. Dus de verkeerde kant op, bedacht ik mij. Voor de derde keer spreidde ik mijn armen en rende de kant van mijn mamma op. De zon was al een klein stukje achter de berg geschoven en de schaduwen vielen over onze boerderij heen. Het zag er angstaanjagend uit, maar een straaljagerpiloot mocht niet bang zijn.
“Mamma, wat ben je aan het…”
Ik hield mijn adem in. Mamma’s gezicht was helemaal nat. Ik dacht dat ze misschien in een bak met water was gevallen, maar toen ik zag dat de rest van haar lichaam droog was wist ik dat dat geen mogelijkheid was. Ze huilde. Dat was het, ze huilde!
“Mamma, wat is er?”
Haar lichaam schokte en ik keek om mee heen of ik een reden ervoor kon vinden. Nog steeds liepen er tranen uit haar ogen en ik voelde mij ook verdrietig worden. Ik wist alleen niet waarom. Ik deed nog een paar stappen naar voren, totdat ik op twee meter afstand van mijn mamma stond. Ik kon haar snikken nu duidelijk horen. Plotseling zag ik achter haar een donkere gestalte liggen. Languit gespreid over de grond. Hoewel mijn mamma ervoor zat, zag ik dat het een mens was. Het leek niet op één van de koeien.
“Mamma, waarom ligt pappa op de grond?”
Mijn mamma begon ineens nog harder te huilen. Nu wist ik al helemaal niet meer waarom.
“Lieverd, kom eens hier”
Ik deed wat zij me vroeg en zette de laatste paar stapjes in haar richting. Toen ik vrijwel tegen haar aan stond hoorde ik twee lage stemmen. Mijn blik wierp ik geschrokken achterom en ik zag dat onze huisdokter binnen kwam lopen. Hij tilde me op en zette me aan de kant neer.
Mijn ogen flitsten alle kanten op, er gebeurde ineens zoveel tegelijk. Ik hoorde nog een harde knal en zag nu één van de steunbalken op de grond vallen. De dokter had hem opgetild. Ineens hoorde ik overal keiharde geluiden. Aan alle kanten vielen ineens steunbalken naar beneden en ik hoorde mamma schreeuwen.
“Ga weg hier!”
Ik kende dat woord maar al te goed, als een speer draaide ik me om en rende de stallen uit. Enkele minuten later volgde mijn mamma, de dokter, zijn assistent en mijn pappa. Ik liet mij vallen in het gras en staarde naar deze vier mensen. Ze waren druk bezig, ik kon niet goed zien wat.
Toen ineens hoorde ik mijn moeder weer huilen. Een hartverscheurend geluid ging langs mijn oren en ik drukte mijn handen ertegen. Ik wilde niets meer horen, mamma mocht geen pijn hebben.
Ik staarde naar boven, de zwarte hemel. Ik dacht aan pappa. Het was koud en ik had mijn vest aan. Ik keek opzij, maar mijn pappa was er niet. Die was weg, had mamma gezegd. Zij zat nu naast me, met haar arm om mij heen. Ik hoorde mijn eigen adem tegen haar jas blazen, mijn hoofd lag op haar schouder. Ik voelde me vreemd. Ik had pijn in mijn buik, en ik had natte ogen. Ik wist niet waarom, waarschijnlijk zou ik dat ook nooit weten.
“Mamma?”
“Ja?”
“Heb jij het koud?”
“Ja”
“Ik ook”
Mamma was niet raar. Mijn mamma was mooi en lief. Later zou ik ook met zo’n mamma trouwen. En die zou dan net zo lief voor mij zijn. Dan had ik er twee, dacht ik.
“Kijk, een vallende ster!”
“Ja, mooi hè”
“Dat is pappa, toch?”
Mijn mamma keek mij vertederd aan en glimlachte zwakjes. Ze drukte me nog steviger tegen zich aan en gaf me een zoentje op mijn haar.
“Ja, dat is pappa.”
Tell me what you think... -x- Soof
__________________
Schrijven is georganiseerde spontaniteit!
Laatst gewijzigd op 18-02-2005 om 17:52.
|