Citaat:
De stelling van Pythagoras stelt dat: a^2 + b^2 = c^2
Deze stelling geldt alleen in rechthoekige driehoeken. A en B stellen de rechthoekszijden van de driehoek voor en c is de schuine zijde.
|
Even een opmerking: Het is gebruikelijk om de hoekpunten van een driehoek met een hoofdletter en de zijden van een driehoek met een kleine letter aan te geven. Tegenover hoekpunt A ligt de zijde BC met lengte a, tegenover hoekpunt B ligt de zijdeAC met lengte b, e, tegenover hoekpunt C ligt de zijde AB met lengte c.
@FM-Lover: De stelling van Pythagoras luidt als volgt: in iedere rechthoerkige driehoek is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de rechthoekszijden. Even een paar voorbeelden: stel ΔABC is een rechthoerkige driehoek met
. In dit geval is BC de schuine zijde en zijn AB en AC de rechthoekszijden. Volgens de stelling van Pythagoras geldt dan dat BC² = AB²+AC². Indien BC en AB bekend zijn volgt uit BC² = AB²+AC² dat AC² = BC²-AB².
Indien BC en AC bekend zijn volgt uit BC² = AB²+AC² dat AB² = BC²-AC².
Wat je doet is het volgende: ga na welke hoek recht is, dan ligt de schuine zijde daar tegenover. Als de rechthoekszijden bekend zijn is het kwadraat van de schuine zijde gelijk aan de som van de kwadraten van de rechthoekszijden. Door de wortel te trekken vind je de lengte van de schuine zijde. Als de schuine zijde en een van de rechthoekszijden bekend is, vind je de andere rechthoekszijde door van het kwadraat van de schuine zijde het kwadraat van de gegeven rechthoekszijde af te trekken. Door de wortel te trekken vind je de lengte van de gevraagde rechthoekszijde.
__________________
"Mathematics is a gigantic intellectual construction, very difficult, if not impossible, to view in its entirety." Armand Borel