Ook bij deze opdracht ga je weer uit van een parallellogram. Je tekent een punt. Vanuit dit punt teken je een kracht naar beneden (Fz). Je tekent een lijn naar linksboven (lijn 1) en een lijn naar rechtsboven (lijn 2). Recht naar boven teken je een kracht die even groot is aan de zwaartekracht, maar dus tegengesteld gericht (-Fz). Vanuit het bovenste punt van deze kracht trek je nu een lijn evenwijdig aan lijn 1 en richting lijn 2. Je trekt ook een lijn evenwijdig aan lijn 2 en richting lijn 1. De kruispunten van die twee lijnen met lijn 1 en lijn 2 zijn geven de grote van de spankracht aan. Door een aantal tekeningen te maken waarbij lijn 1 en lijn 2 steeds een andere hoek maken met Fz, zul je zien dat als je de hoek te klein maakt, de spankracht heel groot wordt en het touw dus zal knappen.
Ik hoop dat je bovenstaande snapt. Door dan de tekening die je zojuist hebt gemaakt te gebruiken bij opdracht B, zal die ook een stuk makkelijker worden.
__________________
Life is like a box of chocolates. You never know what you're gonna get.
|